Een verkeerd vastgezet kind in een verkeerde zit-
houding - bedreigd door de zij-airbag
Een juist vastgezet kind in een kinderzitje
Voorwerpen veilig transporteren
Bij het transport van zware voorwerpen treedt een
verplaatsing op van het zwaartepunt. Hierdoor ver-
andert ook het rijgedrag van de wagen.
De rijsnelheid en de rijstijl op het gewijzigde rijg-
▶
edrag afstemmen.
Onbeveiligde of onjuist opgeborgen voorwerpen
kunnen bij een ongeval of een plotselinge rijma-
noeuvre worden rondgeslingerd. Gevaar voor zware
verwondingen en verlies van controle over de wagen!
Bij een kop-staartbotsing met 50 km/h worden on-
beveiligde voorwerpen naar voren geslingerd met
tot 50 keer hun eigen gewicht. Een 1,5 liter waterfles
wordt zo met tot 75 kg naar voren geslingerd.
Voorwerpen beveiligd transporteren.
▶
Voorwerpen zodanig opbergen, dat ze de bestuur-
▶
der niet hinderen. De bestuurdersvoetenruimte
vrijhouden.
Kleine voorwerpen in de opbergvakken opbergen.
▶
Afsluitbare opbergvakken niet geopend laten.
▶
Voorwerpen niet uit de opbergvakken laten steken.
▶
Deze aanwijzing geldt niet voor flessen in flessen-
houders.
Geen voorwerpen op het dashboard of op de baga-
▶
geruimteafdekking leggen.
De maximaal toelaatbare belasting van bevesti-
▶
gingselementen en opbergvakken niet overschrij-
den.
De lading in de bagageruimte gelijkmatig verdelen
▶
en zodanig bevestigen dat deze niet kan verschui-
ven.
Kinderen mogen zich
nooit in het gebied be-
vinden waarin de zij-air-
bag naar buiten komt.
Tussen het kind en het
gebied waarin de zij-air-
bag naar buiten komt,
moet voldoende ruimte
aanwezig, zodat de zij-
airbag de best mogelijke
bescherming kan bieden.
Veilig en op de juiste wijze › Veilig rijden
Zware voorwerpen in de bagageruimte zo ver mo-
▶
gelijk naar voren leggen.
Veilig rijden
Inleidende aanwijzingen
Houd uw aandacht a.u.b. bij het autorijden! Als be-
▶
stuurder draagt u de volledige verantwoordelijk-
heid voor een veilig verkeersgedrag.
Uw rijsnelheid steeds aan de toestand van de weg
▶
en de verkeers- en weersomstandigheden aanpas-
sen.
Op waarschuwingssignalen letten
Het bestuurdersinformatiesysteem waarschuwt u bij
storingen met controlelampjes en meldingen.
Indien u de waarschuwingen negeert, kan de kans op
ongevallen en letsel toenemen.
Als de wagen een waarschuwingssignaal geeft, dan
▶
de wagen veilig stilzetten en de informatie in het
instrumentenpaneel en in dit instructieboekje op-
volgen.
Hulpsystemen slim gebruiken
De hulpsystemen dienen alleen als ondersteuning en
ontslaan u niet van de verantwoording voor het be-
dienen van de wagen.
De hulpsystemen zijn onderhevig aan natuurkundige
en technische grenzen. Daarom kunnen de systeem-
reacties in bepaalde situaties als ongewenst of ver-
traagd worden waargenomen.
Blijf opmerkzaam en gereed om in te grijpen.
▶
Maak uzelf vertrouwd met de hulpsystemen, hun
▶
grenzen en werkingsvoorwaarden.
De hulpsystemen zodanig activeren, deactiveren
▶
en instellen dat u de wagen in elke verkeerssituatie
volledig onder controle hebt.
Rijden met beladen dakdragers
Bij het transport van voorwerpen op de dakdragers
verandert het rijgedrag van de wagen.
De snelheid en rijstijl daarom daarop afstemmen.
▶
Rijden met een aanhangwagen
Met een aanhangwagen verandert het rijgedrag van
de wagen. Ook de hulpsystemen kunnen zich anders
gedragen.
Langzamer rijden, een te hoge snelheid kan leiden
▶
tot verlies van controle over de wagen.
Een grotere afstand aanhouden tot voorliggers.
▶
De maximaal toegestane kogeldruk en het maxi-
▶
maal toegestane aanhangwagengewicht niet over-
schrijden.
Rijden door water
Er mag geen water binnendringen in de wagensyste-
men, bv. in het luchtaanzuigsysteem van de motor!
19