154 Hoogvoltsysteem ›
Laadkabel
›
De wagen onmiddellijk door een specialist laten
controleren.
Laadproces start niet of wordt onderbroken
Er wordt een melding weergegeven dat laden niet
mogelijk is.
›
De laadkabel lostrekken van de wagen en opnieuw
aansluiten.
Of:
›
Een andere laadmogelijkheid gebruiken.
›
Indien het laadproces niet start of weer wordt af-
gebroken, de hulp van een specialist inroepen.
Laadtijd wordt langer
Indien de hoogvoltaccu na het rijden te warm is, kan
de laadstroom bij het aansluitend laden worden ver-
minderd om de hoogvoltaccu tegen oververhitting te
beschermen. Hierdoor wordt de laadtijd langer.
Laadkabel
Waarop letten
Wij adviseren alleen laadkabels te gebruiken die door
ŠKODA AUTO worden geleverd. Hierbij is de be-
trouwbaarheid en correcte werking gegarandeerd.
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting en ernstig of dodelijk letsel!
Voor het opladen van de hoogvoltaccu alleen een
▶
geschikte laadkabel gebruiken.
LET OP
De laadkabel regelmatig door een hiervoor gekwa-
▶
lificeerde Master technician laten controleren.
Aanwijzingen voor het werken met de laadkabel
De delen van de laadkabel tegen ongewenste be-
▶
lasting, bv. er overheen rijden, vallen, trekken, knik-
ken of buigen over scherpe randen lopen, bescher-
men.
Bij het lostrekken van het stopcontact of van het
▶
laadapparaat niet aan de kabel, maar alleen aan de
stekker trekken.
Na het gebruik van de laadkabel de beschermkap-
▶
pen aanbrengen.
De onderdelen van de laadkabel beschermen tegen
▶
intensieve zonnestraling (de buitentemperatuur
mag 50 °C niet overschrijden).
De onderdelen van de laadkabel niet in water dom-
▶
pelen en tegen sneeuw en ijs beschermen.
Voor het laden bij lage temperaturen de meegele-
▶
verde beschermring op de laadstekker monteren.
Deze beschermt de stekker-laadstopcontact-ver-
binding tegen bevriezen.
Bij het rijden in het buitenland
Controleer of uw laadkabel geschikt is voor de laad-
procedure in het betreffende land.
In Noorwegen zijn de elektrische systemen bij-
voorbeeld gebaseerd op andere technische specifi-
caties dan in andere Europese landen.
Werking
Laadkabeltypes
Laadkabel voor laadstations (Mode 3).
▶
Laadkabel voor netstopcontacten (Mode 2).
▶
Laadkabel voor laadstations (Mode 3)
die laden met een laadstroom van 32A aanbieden, is
het laden met een kabel bedoeld voor het laden met
een laadstroom van 16A niet mogelijk.
Laadkabel voor netstopcontacten (Mode 2)
De laadkabel kan worden gebruikt voor het laden
met standaard netstopcontacten.
Regelbox (Mode 2)
Door de regelbox is de laadstekker zo lang stroom-
loos tot deze in het laadstopcontact van de wagen
wordt gestoken.
Wanneer de laadkabel op het netstopcontact wordt
aangesloten, voert de regelbox automatisch een zelf-
test uit. Hierbij gaan alle waarschuwings- en contro-
lelampjes kort branden en gaan na elkaar uit.
Vervolgens wordt de actuele bedrijfsmodus weerge-
geven.
Overzicht van de kabelregelbox
Waarschuwingslampje regelbox
F
Waarschuwingslampje wagen
G
De laadkabel kan worden
gebruikt om wagens op
te laden bij openbare
laadstations die niet be-
schikken over een geïn-
tegreerde laadkabel.
De wagen kan met een
maximale laadstroom
van 16A worden geladen.
Bij sommige laadstations
Controlelampje
A
netstekker (aange-
sloten op het net-
stopcontact)
Controlelampje re-
B
gelbox
Controlelampje
C
wagen
Waarschuwings-
D
lampje randaarde
Waarschuwings-
E
lampje netstekker