144 Parkeerhulpsystemen ›
Na het inschakelen worden niet alle gecontroleer-
de gebieden op het infotainmentbeeldscherm
weergegeven
›
De wagen enkele meters vooruit of achteruit rij-
den.
›
Indien de gecontroleerde gebieden dan nog steeds
niet worden weergegeven, de hulp van een specia-
list inroepen.
Achteruitrijcamera
Werking
Bij het achteruitrijden wordt op het infotainment-
beeldscherm het gebied achter de wagen met oriën-
tatielijnen weergegeven.
De camera is uitgerust met een reinigingssys-
teem. De reiniging vindt automatisch plaats samen
met het wassen van de achterruit of m.b.v. de func-
tietoets
in het infotainment van de wagen.
Oriënteringslijnen en functietoetsen
Oriënteringslijnen
Afstand ongeveer 40 cm
A
Afstand ongeveer 100 cm
B
Afstand ongeveer 200 cm
C
De rijbaanlijnen eindigen ongeveer 300 cm ach-
D
ter de wagen. De lijnen tonen de rijbaan die bij de
actuele stuurhoek wordt gevolgd.
De afstand tussen de zijlijnen komt ongeveer over-
een met de wagenbreedte incl. de buitenspiegels.
Functietoetsen
Achteruitrijcamera
Modus voor haaks inparkeren
A
Modus voor fileparkeren
B
Modus voor naderen van een aanhangwagen/
C
afstandscontrole
Modus voor controle van het gebied achter de
D
wagen (breedbeeldweergave)
Helderheids-, contrast- en kleurinstellingen van
E
het beeldscherm
Reiniging van de achteruitrijcamera
F
Parkeerhulp-weergave
G
Uit-/inschakelen van de weergave
Volledig schermweergave
Uit-/inschakelen van de akoestische signalen
van de parkeerhulp
Werkingsvoorwaarden
✓ Het contact is ingeschakeld.
✓ De rijsnelheid is lager dan 15 km/h.
Bediening
Systeem inschakelen
›
De achteruitversnelling inschakelen.
Of:
›
De toets
indrukken.
Bij het inschakelen klinkt een akoestisch signaal en in
de toets gaat het symbool
Modus voor haaks inparkeren
Modus voor fileparkeren
›
Op het beeldscherm de modus voor haaks inparke-
ren selecteren.
›
Het knipperlicht inschakelen aan de zijde waar u
wilt inparkeren.
branden.
›
De wagen stoppen
voor een geschikte
parkeerruimte.
›
Achteruitrijden, zodat
de gele lijnen in de par-
keerruimte leiden.
›
Uiterlijk stoppen, wan-
neer de rode lijn de
achterste begrenzing
(bv. trottoirrand) raakt.