Als geen licht is ingeschakeld
Als het symbool
in de lichtschakelaar en eventueel
ook in het instrumentenpaneel gaat branden, geeft
dit aan dat het nodig is om het licht in te schakelen.
brandt
›
Het licht inschakelen.
Bediening
Als basisstand van de lichtschakelaar de stand
gebruiken.
Grootlicht
Het grootlicht werkt bij ingeschakeld dimlicht.
het controlelampje uit
schakelen - het controlelampje brandt
VOORZICHTIG
Gevaar voor ongevallen!
Met het grootlicht niet andere verkeersdeelnemers
▶
verblinden.
Knipperlicht
Knipperlicht - Comfortknipperen
Met het comfortknipperen kan driemaal met het
knipperlicht worden geknipperd zonder dat de hen-
del omhoog of omlaag hoeft te worden bewogen.
Verlichting, ruitenwissers en -sproeiers ›
Licht behalve dagrij-
verlichting uitscha-
kelen
Dimlicht automa-
tisch in-/uitschake-
len
Stadslicht inschake-
len
Dimlicht inschakelen
Grootlicht inschake-
A
len - in het instru-
mentenpaneel
brandt het controle-
lampje
Grootlicht uitscha-
B
kelen - in het instru-
mentenpaneel gaat
/ Grootlichtsignaal in-
Rechterknipperlicht
A
inschakelen - in het
instrumentenpaneel
knippert het contro-
lelampje
Linkerknipperlicht
B
inschakelen - in het
instrumentenpaneel
knippert het contro-
lelampje
›
De bedieningshendel naar boven of naar beneden
aantippen.
De betreffende knipperlichten knipperen driemaal.
De hendel in de tegengestelde richting aantippen
om het knipperen voortijdig te beëindigen.
Mistlicht
trolelampje
›
De lichtschakelaar in stand
›
De lichtschakelaar in de betreffende stand trekken.
Het mistachterlicht brandt niet als een accessoire
is aangesloten op het aanhangwagenstopcontact.
Alarmlichten
›
Voor het in- of uitschakelen de toets
delste gedeelte van de dashboard indrukken.
Als bij ingeschakelde alarmlichten het knipperlicht
wordt ingeschakeld, worden de alarmlichten tijdelijk
uitgeschakeld en knippert alleen het knipperlicht aan
de betreffende wagenzijde.
Het automatisch inschakelen van de alarmlichten kan
bij een heftige remmanoeuvre gebeuren. De alarm-
lichten worden bij het wegrijden of accelereren auto-
matisch uitgeschakeld.
Parkeerlicht aan één zijde
Met het eenzijdige parkeerlicht kan één zijde van de
geparkeerde wagen worden verlicht door het betref-
fende stadslicht in te schakelen.
Bij ingeschakeld parkeerlicht klinkt na het openen
van het bestuurdersportier een akoestisch waar-
schuwingssignaal. Na enkele seconden of na het slui-
ten van het bestuurdersportier stopt het waarschu-
wingssignaal.
Buitenverlichting
45
Standen voor het uit-
trekken van de lichtscha-
kelaar
Mistlampen - in het
1
instrumentenpaneel
brandt het controle-
lampje
Mistachterlicht - in
2
het instrumentenpa-
neel brandt het con-
,
of
draaien.
in het mid-
Stadslicht rechts in-
A
schakelen
Stadslicht links in-
B
schakelen
›
Het contact uitschake-
len.
›
De hendel in de betref-
fende stand zetten.
›
De wagen vergrende-
len.