Alarm*
Het alarm is een systeem dat waarschuwt als er
bijvoorbeeld in de auto wordt ingebroken.
Een geactiveerd alarm gaat af als:
een portier, de motorkap of de achterklep
•
11
wordt geopend
er beweging in de passagiersruimte wordt
•
waargenomen (als er een bewegingsmelder*
aanwezig is)
de auto wordt opgetakeld of weggesleept
•
(op auto's met een niveausensor*)
een kabel van de startaccu wordt losgekop-
•
peld
de sirene wordt losgekoppeld.
•
Als er een storing in het alarmsysteem is opge-
treden, verschijnt er een melding op het informa-
tiedisplay van het instrumentenpaneel. Neem dan
contact op met een werkplaats – geadviseerd
wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Geldt voor bepaalde markten.
11
N.B.
De bewegingsmelders laten het alarm afgaan
bij bewegingen in de passagiersruimte – ook
eventuele luchtstromen worden geregistreerd.
Het alarm kan dan ook afgaan als u de auto
met een raam open laat staan of als u de
interieurverwarming gebruikt.
Om dat te voorkomen: Sluit bij het verlaten
van de auto alle ramen. Bij gebruik van de
geïntegreerde interieurverwarming van de
auto (of een draagbare variant daarvan op
stroom) dan dient u de blaasmonden dusda-
nig af te stellen dat deze niet omhoogwijzen.
U kunt ook gebruik maken van het beperkte
alarmniveau, Gereduceerd alarmniveau*
(p. 183).
N.B.
Probeer niet zelf de onderdelen van het
alarmsysteem te repareren of te wijzigen. Der-
gelijke pogingen kunnen van invloed zijn op
de verzekeringsvoorwaarden.
Alarm activeren
Druk op de vergrendelingstoets op de trans-
–
pondersleutel.
SLOTEN EN ALARM
Alarm deactiveren
Druk op de ontgrendelingstoets op de trans-
–
pondersleutel.
Geactiveerd alarm uitschakelen
Druk op de ontgrendelingstoets op de trans-
–
pondersleutel of plaats de transpondersleutel
in het contactslot.
Gerelateerde informatie
Alarm* - automatische herinschakeling
•
(p. 182)
•
Alarm* - transpondersleutel defect (p. 183)
181
* Optie/accessoire.