1 Roep de VOICE display op
door op de [F3]-knop te drukken
in de performance playmode.
SF1
SF2
F1
F2
F3
2 Wijs de gewenste voice toe
aan de verschillende parts.
Verplaats de cursor naar de gewenste part en selecteer een
voice door op de [F1] of [F2] knop te drukken.
DEC/NO
Editindicator (blz. 39)
Wijs de ingebouw-
de voice toe aan
SF1
SF2
de geselecteerde
part.
F1
F2
F3
Wis de voicetoewijzing van
de geselecteerde part.
Wijs de plug-invoice toe aan
de geselecteerde part.
SF3
SF4
SF5
INFORMATION
F4
F5
F6
INC/YES
SF3
SF4
SF5
INFORMATION
F4
F5
F6
3 Geef het nootbereik van
de verschillende parts op,
indien gewenst.
U kunt de laagste noot van het bereik instellen waarin de
voice van de geselecteerde part klinkt, door de gewenste toets
aan te slaan terwijl u de [SF4]-knop ingedrukt houdt. Sla, om
de hoogste noot van het bereik in te stellen, de gewenste toets
aan terwijl u de [SF5]-knop ingedrukt houdt.
Hiermee creëert u een gesplitst toetsenbord, met maximaal
vier verschillende parts (voices) die in vier verschillende
bereiken klinken. U kunt parts ook laten overlappen om
stapelingen te creëren.
nootlimiet laag
SF4
4 Wijzig het volume van de
verschillende parts en pas de
relatieve balans tussen de
vier parts aan.
U kunt, als de CONTROL FUNCTION op VOLUME is
ingesteld, het volume van de verschillende parts met de
schuiven bijstellen.
n De Portamento, EG (envelope generator), en Arpeggio
OPM.
parameters kunnen op dezelfde wijze als in de voicemode
worden bewerkt, door de corresponderende display op te
roepen via de [F4] - [F6]-knoppen.
Nog veel meer verschillende gedetailleerde bewerkings-
mogelijkheden zijn in de performance editmode beschik-
baar. Zie blz. 98.
5 Sla de instellingen op.
Zorg ervoor dat u, voordat u de performance editmode
verlaat, de instellingen van de performance (blz. 73) opslaat.
nootlimiet hoog
SF5
43
Performances bespelen