Drivearrays
Door middel van de drivearraytechnologie worden gegevens verdeeld over een
serie vaste schijven, zodat deze fysieke schijfeenheden worden samengevoegd
tot een of meer geavanceerdere logische schijfeenheden. Door het verspreiden
van gegevens is het mogelijk gegevens op meerdere schijven in de array
gelijktijdig te benaderen, waardoor hogere I/O-prestaties worden geleverd dan
bij schijven die niet in een array zijn geplaatst. Voor elke logische
schijfeenheid in de array kan een andere fouttolerantieconfiguratie worden
ingesteld. De RA4000-controller beheert de drivearray onafhankelijk van de
hostprocessor. Zie appendix E, 'Vaste-schijfarrays', voor meer informatie over
het uitbreiden van de opslagcapaciteit.
Elke set hardware kan op verschillende manieren worden geconfigureerd.
Met behulp van het hulpprogramma Array Configuration kunt u de hardware
volgens uw eigen wensen en behoeften configureren. Zie hoofdstuk 5,
'Hulpprogramma Array Configuration uitvoeren', voor meer informatie over
het hulpprogramma Array Configuration.
Selective Storage Presentation (SSP)
Met behulp van SSP kunt u servers logische schijfeenheden laten delen, zelfs
servers die met verschillende besturingssystemen werken. Dit wordt
geïmplementeerd in de firmware van de Fibre Channel-arraycontroller.
Elke logische schijfeenheid op de controller heeft een toegangslijst met de
wereldwijde namen van de hostbusadapters van de servers die toegang hebben
tot de schijfeenheid. Als een server lees- of schrijfopdrachten (en enkele
andere opdrachten) probeert te verzenden naar een logische schijfeenheid
waartoe deze geen toegang heeft, wordt dit door de firmware geweigerd.
Het hulpprogramma Array Configuration (ACU) biedt een mogelijkheid voor
het toewijzen van de wereldwijde namen van hostbusadapters van servers aan
de namen van aansluitingen en het instellen van toegangslijsten voor logische
schijfeenheden op basis van wereldwijde of aansluitingsnamen.
Inleiding 1-9