5.11
AutoTrail-naloopbesturing
De AutoTrail-naloopbesturing voor de automati-
sche, nagenoeg spoorgetrouwe naloop regi-
streert de hoekpositie van de dissel (Afb. 45/1)
t.o.v. de rijrichting van de tractor.
Bij afwijking van de disselpositie t.o.v. de middel-
ste stand van de tractor (dissel in lijn met de
tractor) stuurt de AutoTrail
•
de naloopstuuras
•
de naloopstuurdissel
totdat de middelste stand weer is bereikt.
Veiligheidsfuncties ter voorkoming van het omkantelen van de machine bij ingeschakelde
AutoTrail!
UX Super BAG0054.10 11.16
Afb. 45
AutoTrail – draaihoeksensor aansluiten
1. Steek de hoekstang (Afb. 45/2) in de kunststof bus (Afb. 45/3)
stecken.
2. Steek de draaihoeksensor (Afb. 45/4) in de steun (Afb. 45/5).
3. Richt de potentiometer in rijrichting (kabel naar achteren) en zet
deze vast met de borgbout.
Zie de handleiding van de software ISOBUS.
Voorwaarde voor het perfect functioneren van de hydraulisch bedien-
de naloop-stuuras/-dissel is een correct uitgevoerde AutoTrail-
kalibratie
Voer een AutoTrail-kalibratie uit
•
bij de eerste ingebruikneming.
•
bij afwijkingen van de op het display weergegeven aansturing
van de naloopstuuras en de werkelijke aansturing van de na-
loopstuuras.
Veiligheidsfuncties!
•
Worden de spuitbomen tot meer dan 1,5 m hoogte opgetild:
•
Worden de spuitbomen in transportstand ingeklapt:
→
AutoTrail wordt uitgeschakeld (zodra de dissel zich in de middel-
ste stand bevindt).
•
Bij het bereiken van een rijsnelheid boven 20 km/h wordt een
waarschuwingsmelding gegeven en de AutoTrail-besturing
schakelt in de momentele stuurpositie uit.
Opbouw en werking van de basismachine
79