BASISHANDELINGEN
In dit hoofdstuk worden de elementaire functies van de
camera behandeld. Zorg dat u terdege bekend bent met de
camerawerking, voordat u verder gaat.
DE CAMERA AANZETTEN
Draai het functiewieltje (1) naar de gewenste
opnamestand om de camera aan te zetten. Dit
hoofdstuk gaat er van uit dat u de volautoma-
1
tische programmabelichting hebt gekozen - de
letter P in een rechthoek.
Met de volautomatische programmabelichting
maakt u eenvoudig opnamen. Voor meer uitleg
over deze en andere functies, raadpleegt u
bladzijde 36.
DE CAMERA VASTHOUDEN
Neem de camera stevig in uw rechter
hand en ondersteun het objectief met
de linker. Druk uw ellebogen in uw zij-
de en plaats uw voeten schouder-
breed uit elkaar om de camera zo sta-
biel mogelijk te houden. Doe de
draagriem om uw nek of pols om te
voorkomen dat u de camera per
ongeluk laat vallen.
Het gebruik van een statief wordt aanbevolen voor het fotograferen
in ongunstige lichtomstandigheden of bij het gebruik van een
teleobjectief. Hebt u geen statief bij de hand, leun dan tegen een
muur of plaats uw ellebogen op een stevige ondergrond om de
camera stabiel te houden.
20
B
ASISHANDELINGEN