STOP & GO ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR
1
2
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, sneeuw, enz.).
Plaats van de radar 2
Controleer of de beschermhoes van de radar
niet is bedekt (met vuil, modder, sneeuw of
een verkeerd geplaatste kentekenplaat), be-
schadigd of gewijzigd (bijv. door lakwerk).
2.90
(2/14)
3
7
6
Bedieningsknoppen
3 Veilige afstand instellen
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
5 Adaptieve snelheidsregelaar - hoofdknop
voor stoppen/starten .
Het gebied rond de radar en
camera moet schoon worden
gehouden en in dit gebied
mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
10
4
5
6 Inschakelen, opslaan en verlagen van de
kruissnelheid (SET/-).
7 Schakelaar om de kruissnelheid te ac-
tiveren en te verhogen of om de kruis-
snelheid (RES/+) uit het geheugen op te
roepen.
8
11
9