Advertenties
SNELHEIDSBEGRENZER
5
4
3
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen maximum-
snelheid niet te overschrijden.
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
2 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
3 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verlagen (SET/-).
(1/3)
4 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verhogen of om de op-
geslagen maximumsnelheid in te stellen
(RES/+).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (0).
Het rijden
1
Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld
maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals
bij een auto zonder de functie snelheidsbe-
grenzer.
2
Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over-
schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet,
ook niet als u het gaspedaal verder indrukt,
behalve indien nodig (raadpleeg de para-
graaf "Overschrijding van de maximumsnel-
heid").
U kunt de snelheidsbegrenzer koppelen
aan de functie "Detectie van verkeers-
borden". ➥ 2.77
6
Inschakelen
Druk op schakelaar 1. Het waarschuwings-
lampje 6 wordt grijs weergegeven. Het be-
richt "Begrenzer Ingeschakeld" verschijnt
op het instrumentenpaneel, samen met
streepjes die aangeven dat de functie snel-
heidsbegrenzer actief is en wacht om een
maximumsnelheid op te slaan.
Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt
u op de schakelaar 4 (RES/+) of de schake-
laar 3 (SET/- ) : de streepjes worden door de
maximumsnelheid vervangen. Afhankelijk
van de auto brandt het waarschuwings-
lampje 6 wit.
De minimale opgeslagen snelheid is
30 km/u.
2.81
Advertenties
Hoofdstukken
