SNELHEIDSBEGRENZER
5
4
3
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de schake-
laar 5 (0). De maximumsnelheid wordt op-
geslagen en op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid is opgeslagen, kunt u deze
oproepen door op de schakelaar 4 te druk-
ken.
(3/3)
1
2
Als de functie snelheidsbegrenzer in de
modus stand-by is gezet, drukt u op de
schakelaar 3 om de functie weer te ac-
tiveren zonder de opgeslagen snelheid
te gebruiken: de actuele snelheid van de
auto wordt gebruikt.
6
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt onder-
broken:
– als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval wordt er geen snelheid meer in het
geheugen opgeslagen;
– als u op de schakelaar 2 drukt. In dit geval
wordt de snelheidsregelaar geselecteerd
en is er geen ingestelde snelheid.
Het waarschuwingslampje 6 verdwijnt van
het instrumentenpaneel en het bericht
"Begrenzer UIT" verschijnt om te bevestigen
dat de functie is uitgeschakeld.
2.83