FUNCTIE STOP AND START
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
– het bestuurdersportier niet is gesloten;
– de autogordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt;
– de achteruitversnelling is ingeschakeld;
– de motorkap niet is vergrendeld;
– de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
– de accu onvoldoende geladen is;
– het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
– de parkeerhulp is ingeschakeld;
– de hoogte is te groot;
2.10
(3/4)
– de helling is te steil voor auto's met auto-
matische transmissie;
– de functie "Helder zicht" is ingeschakeld
➥ 3.9;
– de motortemperatuur is te laag;
– de luchtzuiveringscyclus wordt ver-
nieuwd;
– ...
Afhankelijk van de auto verschijnt het con-
trolelampje
op het instrumentenpa-
neel. Dit lampje waarschuwt u dat de motor
niet in stand-by kan worden gezet.
Het controlelampje
licht, samen met het bericht:
– Optimaliseren laden accu: voorrang voor
opladen van batterij;
– Prioriteit thermisch comf: voorrang voor
airco;
– Prioriteit draaiende motor: voorrang voor
de motorwerking.
verschijnt wel-
Schakel altijd de functie Stop
and Start uit voordat u werk-
zaamheden in de motorruimte
uitvoert.