Inbedrijfstelling
7.2 Inschakelen
4. Controleer en protocolleer tijdens de testloop het volgende:
– Controleer of de machine rustig loopt.
– Protocolleer de waarden voor de spanning, de stroom en het vermogen. Protocolleer
– Controleer de temperaturen van de lagers en de statorwikkeling tot het bereiken van de
– De mechanische loop op geluiden of trillingen aan de lagers en lagerplaatjes controleren.
5. Schakel de machine bij een onrustige loop of bij abnormale geluiden uit. Bepaal bij uitloop
de oorzaak.
– Indien de mechanische loop onmiddellijk na het uitschakelen beter wordt, dan zijn
– Wanneer de mechanische loop na het uitschakelen niet verbetert, zijn mechanische
76
indien mogelijk de overeenkomstige waarden van de werkmachine.
stationaire toestand, voor zover dit met de aanwezige meetvoorzieningen mogelijk is.
magnetische of elektrische oorzaken voorhanden.
invloeden de oorzaak, bijv.:
- Onbalans van de elektrische machine of van de werkmachine
- Onvoldoende uitlijning van de machinegroep
- Bedrijf van de machine in systeemresonantie. Systeem = motor, basisframe,
fundering, ...
LET OP
Beschadiging van de machine
Als de trillingswaarden tijdens gebruik volgens DIN ISO 10816‑3 niet worden
nageleefd, kan de machine onherstelbaar worden beschadigd.
● Houd u aan de trillingswaarden volgens DIN ISO 10816-3.
Rollenbaanmotoren 1PC1423 AH 112 ... 400
Bedieningshandleiding, 10/2018, A5E42179677A