Montage
5.2 Machine plaatsen
5.2
Machine plaatsen
5.2.1
Montageplek voorbereiden
1. Maak een geëigende montageplek gereed, bijv. montagebokken. Let erop, dat de
montageplek over voldoende bodemvrijheid voor het asuiteinde DE beschikt. De vereiste
informatie vindt u in de maattekening van de machine.
2. Controleer aan de hand van de transportdocumentatie of alle componenten van de motor
beschikbaar zijn.
5.2.2
Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
● Gebruik bij horizontale plaatsing alle aanwezige hijsogen en eventueel hijsbanden
(DIN EN 1492-1) en / of sjortakels (DIN EN 12195-2) voor een stabiele plaatsing.
● Zorg ervoor, dat er geen vreemde voorwerpen in de ventilatorkap kunnen vallen. Breng bij
verticale plaatsing van de machine met het aseinde naar beneden een beschermdak aan.
● Voorkom bij een aseinde naar boven het aan gebruikszijde binnendringen van vloeistoffen
langs de as.
● Neem blanke metalen oppervlakken die voor de montage en / of plaatsing van de machine
noodzakelijk zijn af met witte spiritus om aanwezig corrosiebeschermende middelen te
verwijderen.
● De ventilatie niet belemmeren! Zorg ervoor, dat afgevoerde lucht (ook van aangrenzende
aggregaten) niet onmiddellijk weer wordt aangezogen.
● Voorkom langdurige inwerking van directe intensieve zonnestralen, regen, sneeuw, ijs of
stof. Bij gebruik of opslag in de buitenlucht verdient gebruik van een frame of extra afdekking
aanbeveling.
● Zorg ervoor, dat de maximale axiale en radiale krachten niet worden overschreden.
5.2.3
Uitbalancering
De rotor is statisch uitgebalanceerd. Bij aseinden met inlegspieën wordt het soort balancering
aangegeven door middel van een markering aan de kopse kant van de DE-zijde van het
aseinde:
● Kenteken "H" betekent uitbalancering met een halve inlegspie (standaard)
● Kenteken "F" betekent uitbalancering met een hele inlegspie.
● Kenteken "N" betekent uitbalancering zonder inlegspie.
46
Rollenbaanmotoren 1PC1423 AH 112 ... 400
Bedieningshandleiding, 10/2018, A5E42179677A