Buitenste aardaansluiting
Neem bij het aansluiten het volgende in acht:
● Controleer of het aansluitvlak contactloos en met een geschikt middel tegen corrosie is
beschermd, bijv. met zuurvrije vaseline;
● Plaats de kabelschoen tussen de contacthoek en de aardingshoek; de in de behuizing
gedrukte contacthoek mag niet worden verwijderd
● Plaats de veerring en het onderlegplaatje onder de schroefkop.
● Gebruik de gekentekende aansluiklem voor de aardgeleider aan de staanderbehuizing.
● Neem het aanhaalmoment voor de klemschroef in acht.
6.6
Aansluiting temperatuursensor/stilstandverwarming
6.6.1
Optionele inbouwonderdelen aansluiten
Gebruik naast de in de aansluitkabels geïntegreerde, stroomafhankelijke
overbelastingbeveiliging de optionele inbouwonderdelen, bijv. temperatuursensor,
stilstandverwarming.
De aansluiting van hulpstroomkringen vindt plaats in de aansluitkast.
6.7
Kabelaansluiting
Aansluitbare doorsneden afhankelijk van de klemgrootte evt. gereduceerd door de grootte van
de kabelwartels.
Rollenbaanmotoren 1PC1423 AH 112 ... 400
Bedieningshandleiding, 10/2018, A5E42179677A
Elektrische aansluiting
6.7 Kabelaansluiting
63