Geavanceerde HemoSphere-monitor
Laat de kathetertip of kalibratiebeker niet nat worden voordat een in-vitrokalibratie wordt uitgevoerd.
•
De katheter en de kalibratiebeker moeten droog zijn voor een juiste in-vitrokalibratie voor oximetrie.
Spoel het katheterlumen niet eerder dan nadat de in-vitrokalibratie is voltooid. (hoofdstuk 11)
Als de in-vitrokalibratie wordt uitgevoerd nadat de oximetriekatheter bij de patiënt is geplaatst,
•
zal deze niet nauwkeurig zijn. (hoofdstuk 11)
Het SQI-signaal wordt soms beïnvloed door het gebruik van elektrochirurgische units. Probeer
•
apparatuur en bekabeling voor elektrocauterisatie op een grotere afstand van de geavanceerde
HemoSphere-monitor te houden en sluit de netsnoeren indien mogelijk op verschillende
stroomcircuits aan. Als de problemen met de signaalkwaliteit blijven bestaan, neem dan contact
op met de plaatselijke vertegenwoordiger van Edwards voor hulp. (hoofdstuk 11)
Koppel de oximetriekabel niet los tijdens het kalibreren of oproepen van gegevens. (hoofdstuk 11)
•
Als de oximetriekabel wordt verplaatst naar een andere geavanceerde HemoSphere-monitor,
•
controleer dan of de lengte, het gewicht en het BSA van de patiënt correct zijn voordat u begint
met de bewaking. Voer de patiëntgegevens opnieuw in, indien nodig. (hoofdstuk 11)
De effectiviteit van de HPI-parameter is vastgesteld met behulp van radiale arteriële
•
drukgolfvormgegevens. De effectiviteit van de HPI-parameter met arteriële druk van andere
plaatsen (bijvoorbeeld femoraal) is niet onderzocht. (hoofdstuk 12)
Wees voorzichtig bij het gebruik van dP/dt bij patiënten met ernstige aortastenose, aangezien de
•
stenose de koppeling tussen het linkerventrikel en de afterload kan verminderen. (hoofdstuk 12)
De informatie over de HPI-parameter in tabel 12-7 wordt gegeven als algemene richtlijn en is mogelijk niet
•
representatief voor individuele ervaring. Aanbevolen wordt de hemodynamiek van de patiënt te beoordelen
voordat met een behandeling wordt gestart. Zie Klinische toepassing op pagina 171. (hoofdstuk 12)
Reinig na elk gebruik het instrument en de accessoires en berg deze op. (bijlage F)
•
De geavanceerde HemoSphere -bewakingsmodules en -platformkabels zijn gevoelig voor
•
elektrostatische ontlading (ESD). Probeer niet de behuizing van de kabel of module te openen of
de kabel of module te gebruiken als de behuizing beschadigd is. (bijlage F)
Giet of spuit geen vloeistof over enig deel van de geavanceerde HemoSphere-monitor, accessoires,
•
modules of kabels. (bijlage F)
Gebruik geen andere desinfecterende oplossing dan de hierboven aangegeven soorten. (bijlage F)
•
VOORKOM: dat vloeistof in contact komt met de net stroomaansluiting; dat vloeistof de
•
aansluitingen of openingen in de behuizing van de monitor of de modules binnendringt. Als een
van de bovengenoemde onderdelen in contact komt met vloeistof, probeer dan NIET de monitor
te gebruiken. Koppel de net stroom onmiddellijk los en bel de biomedische afdeling of uw
plaatselijke vertegenwoordiger van Edwards. (bijlage F)
Voer periodieke inspecties uit om de kabels te controleren op defecten. Rol de kabels niet strak
•
op bij het opbergen. (bijlage F)
Gebruik geen andere reinigingsmiddelen, spray of reinigingsoplossing rechtstreeks
•
op platformkabels. Steriliseer de platformkabels niet met behulp van stoom, straling of EO
(ethyleenoxide). Dompel de platformkabels niet onder. (bijlage F)
Steriliseer de HemoSphere-oximetriekabel niet met behulp van stoom, straling of EO
•
(ethyleenoxide). Dompel de HemoSphere-oximetriekabel niet onder. (bijlage F)
37
2 Veiligheid en symbolen