Geavanceerde eigenschappen
Inhoud
Softwarefunctie Acumen-hypothensievoorspellingsindex (HPI) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162
Verbeterd volgen van parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .178
12.1 Softwarefunctie Acumen-hypothensievoorspellingsindex (HPI)
Wanneer de software Acumen-hypotensievoorspellingsindex (HPI) is geactiveerd en gebruikmaakt van een
FloTrac IQ-/Acumen IQ-sensor die op een radiale arteriële katheter is aangesloten, geeft deze de arts
informatie over de waarschijnlijkheid dat een patiënt een trend vertoont richting een hypotensiegebeurtenis
en de bijbehorende hemodynamiek. Een hypotensiegebeurtenis wordt gedefinieerd als een gemiddelde
arteriële druk (MAP) van < 65 mmHg gedurende ten minste één minuut. De nauwkeurigheid van de
weergegeven metingen is gebaseerd op diverse factoren: de arteriële lijn is betrouwbaar (niet gedempt),
de aangesloten druksensor voor de arteriële lijn is goed uitgelijnd en op nul gezet, en de demografische
patiëntgegevens (leeftijd, geslacht, lengte en gewicht) zijn nauwkeurig in het apparaat ingevoerd.
LET OP
De functie Acumen-HPI is bedoeld voor gebruik bij patiënten op de operatiekamer (OK) met geavanceerde
hemodynamische bewaking. De aanvullende kwantitatieve informatie die beschikbaar komt door gebruik
van de functie Acumen HPI is uitsluitend bedoeld ter referentie en er mogen geen behandelbeslissingen
worden genomen die alleen zijn gebaseerd op de paramater Acumen-hypotensievoorspellingsindex (HPI).
Voorzorgsmaatregel. Indien de arts oordeelt dat een gemiddelde arteriële druk (MAP) van < 65 mmHg
geen betekenis heeft voor een individuele patiënt, kan de arts ervoor kiezen de HPI-functie volledig uit te
schakelen in het menu parameterinstellingen, of heeft deze de mogelijkheid om, als de informatie op het
secundaire scherm nuttig is, het HPI-alarm te dempen in het pop-upscherm alarmen/doelen.
LET OP
De effectiviteit van de HPI-parameter is vastgesteld met behulp van radiale arteriële
drukgolfvormgegevens. De effectiviteit van de HPI-parameter met arteriële druk van
andere plaatsen (bijvoorbeeld femoraal) is niet onderzocht.
Onnauwkeurige FT-CO-metingen kunnen worden veroorzaakt door factoren zoals:
• Onjuist op nul gezette en/of niet-waterpas staande sensor/transducer
• Overmatig of onvoldoende gedempte druklijnen
• Overmatige variaties in de bloeddruk. Sommige omstandigheden die BD-variaties
veroorzaken omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
* Intra-aortale ballonpompen
162
12