Geavanceerde HemoSphere-monitor
12.1.3 HPI-alarm
Als HPI is geconfigureerd als een hoofdparameter en de waarde hoger wordt dan de bovengrens van 85,
waarschuwt een alarm met hoge prioriteit de gebruiker dat een patiënt mogelijk een trend vertoont richting
een hypotensiegebeurtenis. Dit bestaat uit een alarmtoon, een rode statuskleur van de parameter en een
knipperende parameterwaarde. De alarmlimiet voor HPI die wordt weergegeven in tabel 12-4 deelt het
weergavebereik op in gebieden van kleinere en grotere kans op hypotensie. Het secundaire HPI-scherm
(zie Secundair HPI-scherm op pagina 171) koppelt de bloeddruk visueel aan de hemodynamische flowparameters
en geeft een uitgebreid overzicht van de hemodynamiek van de patiënt, om de oorzaak van de lage bloeddruk
te kunnen vaststellen. HPI gebruikt elementen geëxtraheerd uit FloTrac IQ/Acumen IQ -sensormetingen
swaarvan sommige zijn vergeleken met een initiële basiswaarde die gedurende de eerste 10 minuten van de
patiëntbewakingssessie is vastgesteld, met een datagestuurd model ontwikkeld door analyse achteraf van een
database met arteriële curven, verzameld van IC- en OK-patiënten met geannoteerde hypotensieve
(gedefinieerd als MAP < 65 mmHg gedurende ten minste 1 minuut) en niet-hypotensieve gebeurtenissen.
HPI wordt weergegeven als geheel getal tussen 0 en 100. Bij de beoordeling van de waarschijnlijkheid van
hypotensie met behulp van HPI moeten zowel de weergegeven waarde binnen het bereik van 0 tot 100 als
de bijbehorende parameterkleur (wit/rood) in overweging worden genomen. Net als met andere beschikbare
alarmen op het geavanceerde bewakingsplatform HemoSphere kan het volume van het hoorbare HPI-alarm
worden aangepast. Raadpleeg Alarmen/doelen op pagina 106 voor informatie over het dempen van het alarm
en het instellen van het alarmvolume. Wanneer een HPI-alarm optreedt, wordt dit geregistreerd in het
bestand Gegevensdownload na een update met HPI die de alarmlimiet overschrijdt.
12.1.4 HPI op informatiebalk
Als HPI niet is geconfigureerd als hoofdparameter, wordt de parameterwaarde nog wel berekend en
weergegeven in de informatiebalk, zoals getoond in afbeelding 12-3.
12.1.5 HPI-indicator op informatiebalk uitschakelen
Om de HPI-indicator op de informatiebalk uit te schakelen:
1
Raak het pictogram Instellingen aan
Raak de knop Geavanceerde instellingen aan en voer het vereiste wachtwoord in.
2
Raak de toets Parameterinstellingen aan.
3
4
Raak de toets HPI-instellingen aan.
Raak de wisseltoets 'Altijd waarschuwen als HPI te hoog is' aan om de optie Uit te schakelen.
5
Zie afbeelding 12-4.
Berekende en weergegeven HPI-waarde
Afbeelding 12-3 Informatiebalk met HPI
.
168
12 Geavanceerde eigenschappen