RICHTLIJNEN VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
5. De motor draait in beschermingsmodus (Motormanagement noodpro-
gramma).
Het motorverklikkerlichtje van de multifunctionele meter brandt en
-
op de display wordt CONTROLEER MOTOR weergegeven. Zorg
voor onderhoud, reparatie of vervanging door een erkende Can-Am-
dealer, reparatiebedrijf of iemand anders van uw keuze. Raadpleeg
de EMISSIEGERELATEERDE GARANTIE VAN US EPA in deze
handleiding voor informatie over garantieclaims.
MOTOR MIST ACCELERATIE OF VERMOGEN
1. Bougie vuil of defect.
-
Zie MOTOR WENTELT MAAR START NIET.
2. Motor krijgt onvoldoende brandstof.
Zie MOTOR WENTELT MAAR START NIET.
-
3. Motor raakt oververhit. (Het verklikkerlichtje MOTORSTORING gaat
branden en KOELVLOEISTOF TEMPERATUUR TE HOOG verschijnt
op de multifunctionele display.)
-
Zie OVERVERHITTING VAN DE MOTOR.
4. Luchtfilter/behuizing verstopt of vuil.
-
Controleer de filter en reinig hem indien nodig.
Controleer de afvoer van het luchtfilterhuis op vuilafzetting.
-
Controleer de positie van de luchtinlaatleiding.
-
5. CVT vuil of versleten.
-
Neem contact op met een erkende Can-Am dealer.
6. De motor draait in beschermingsmodus (Motormanagement noodpro-
gramma).
-
Lees de meldingen op de multifunctionele display.
-
Het motorverklikkerlichtje van de multifunctionele meter brandt en
op de display wordt CONTROLEER MOTOR of MOTOR MANAGE-
MENT NOOD PROGRAMMA weergegeven. Zorg voor onderhoud,
reparatie of vervanging door een erkende Can-Am-dealer, reparatie-
bedrijf of iemand anders van uw keuze. Raadpleeg de EMISSIEGE-
RELATEERDE GARANTIE VAN US EPA in deze handleiding voor
informatie over garantieclaims.
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR
1. Te weinig koelvloeistof in het koelsysteem
-
Controleer koelvloeistof, zie hoofdstuk KOELVLOEISTOF in ONDER-
HOUDSPROCEDURES.
2. Vuile radiatorvinnen.
-
Reinig de radiatorvinnen, zie RADIATOR in ONDERHOUDSPROCE-
DURES.
162