Infotainment
Telefoonfuncties
Functies tijdens lopende
gesprekken
Tijdens een lopend gesprek kunt u de
volgende functies activeren (blader met de
pijltoetsen en druk op ENTER om een keuze
te maken):
Ruggespraak/
Ruggespraakstand
Ruggespraak
uit
Parkeren/
Om het lopende wel of
Hervatten
niet te parkeren
Handset/
Om de handset of de
Handsfree
handsfree te gebruiken
Telefoonboek
Telefoonboek bekijken
Wanneer u tijdens een lopend gesprek een
tweede gesprek hebt geparkeerd, kunt u de
volgende functies activeren (blader met de
pijltoetsen en druk op ENTER om een keuze
te maken):
Ruggespraak/
Ruggespraakstand
Ruggespraak
uit
Handset/
Om de handset of de
Handsfree
handsfree te gebruiken
Telefoonboek
Telefoonboek bekijken
Samenvoegen
Om twee gesprekken
tegelijk te voeren
(conferentie)
Wisselen
Om te wisselen tussen
de twee gesprekken
228
Gespreksvolume
Verhoog of verlaag het gespreksvolume door
tijdens het gesprek op de toetsen + of – (1)
van de toetsenset op het stuurwiel te
drukken.
Wanneer de telefoon in de actieve stand
staat, kunt u met de toetsenset op het
stuurwiel alleen de telefoonfuncties regelen.
Als u de toetsen wilt gebruiken om instel-
lingen in het audiosysteem te verrichten,
moet u eerst de telefoon stand-by zetten (zie
pagina 225).
Telefoonboek
Telefoonnummers en namen kunt u in het
geheugen van de telefoon zelf opslaan of in
het geheugen op de SIM-kaart.
Wanneer u een gesprek aanneemt afkomstig
van een van de nummers die in het
1
telefoonboek liggen opgeslagen, wordt de
bijbehorende naam op het display weerge-
geven.
U kunt maximaal 255 namen in het geheugen
van de telefoon opslaan.
Telefoonnummers met namen
opslaan
– Druk op de toets MENU, kies voor
Telefoonboek en druk op ENTER.
– Blader verder naar Toevoegen en druk op
ENTER.
– Voer een naam in en druk op ENTER.
– Voer een nummer in en druk op ENTER.
– Geef aan in welk geheugen u het nummer
en de naam wilt opslaan en druk
vervolgens op ENTER.
Namen (of berichten) invoeren
Druk op de toets met het teken van uw keuze:
druk eenmaal op de toets om het eerste
teken van de toets in te voeren, tweemaal om
het tweede teken in te voeren enz. Druk op
de 1 om een spatie in te voegen.