Starten en rijden
Algemene informatie
Zuinig rijden
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op
de heersende verkeerssituatie.
Let op het volgende:
• Laat de motor zo spoedig mogelijk op
bedrijfstemperatuur komen! D.w.z. dat u
de motor niet stationair moet laten lopen,
maar zo spoedig mogelijk moet wegrijden
en de motor licht moet belasten.
• Een koude motor verbruikt meer
brandstof dan een warme.
• Laat de auto zoveel mogelijk staan voor
de kortere ritten, waarbij de motor niet op
temperatuur komt.
• Rijd rustig! Vermijd onnodig snel
optrekken en krachtig remmen.
• Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
• Gebruik geen winterbanden op sneeuw-
vrije en droge wegen.
• Verwijder de lastdrager, wanneer u deze
niet meer nodig hebt.
• Open de zijruiten niet onnodig.
Nieuwe auto's en gladde wegen
Het rijgedrag van de auto varieert afhankelijk
van de vraag of uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde of een automatische
112
versnellingsbak. Aarzel daarom niet om onder
gecontroleerde omstandigheden (zoals op
een slipbaan) te testen hoe de auto bij
gladheid reageert.
Op oneffen wegen rijden
Hoewel de Volvo XC90 voornamelijk gecon-
strueerd is voor het gebruik op verharde
wegen, biedt de auto ook goede eigen-
schappen op onverharde en slecht onder-
houden wegen. De auto gaat desondanks
langer mee als u op het volgende let:
• Rijd langzaam als het wegdek oneffen is
om schade aan het onderstel van de auto
te voorkomen.
• Als de ondergrond rul is of uit droog zand
of sneeuw bestaat, verdient het altijd de
voorkeur om de auto in beweging te
houden en overschakelen te voorkomen.
Breng de auto nooit tot stilstand.
• Als de weg buitengewoon steil is zodat
het gevaar bestaat dat de auto kantelt,
moet u de auto nooit op de helling
proberen te keren maar achteruit terug-
rijden. Rijd nooit schuin maar altijd recht
een helling op en af.
N.B. Rijd bij voorkeur geen steile helling op
of af, wanneer het brandstofniveau laag is. De
katalysator kan beschadigd raken, als de
motor onvoldoende brandstof krijgt. Zorg er
bij het beklimmen van een buitengewoon
steile helling voor dat de brandstoftank voor
meer dan de helft gevuld is, om motoruitval te
voorkomen.
Doorwaaddiepte
U kunt met de auto door waterpartijen van
maximaal 48 cm diep rijden.
N.B. Bij diepere waterpartijen kan er water in
de differentieelklokken en de transmissie
dringen. De smerende eigenschappen van
de olie nemen daarbij af, waardoor deze
systemen minder lang meegaan.
Houd een lage snelheid aan tijdens het
waden en breng de auto niet in het water tot
stilstand. Trap na het passeren van de water-
partij lichtjes op het rempedaal om te contro-
leren of de remwerking in orde is. Bij water en
vuil op de remblokken kunnen er vertragingen
in de remwerking optreden.
Maak de aansluitingen voor de elektrische
motorverwarming en de aanhangerkoppeling
schoon na ritten in water en modder.
N.B. Laat de auto niet langdurig in water
staan dat tot boven de dorpelbalken komt om
elektrische storingen te voorkomen.