■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen
naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de
voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐
systeem biedt het airconditionings‐
systeem:
AC = koeling
4 = luchtrecirculatie
Koeling (AC)
Wordt bediend met knop AC en werkt
alleen wanneer de motor draait en de
aanjager is ingeschakeld.
Het airconditioningsysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht wanneer
de buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan con‐
dens vormen en onder de auto op de
grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Bediening met toets 4.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐
verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐
len bij de inzittenden kan leiden.
Klimaatregeling
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt,
schakel dan de voorruitenwisser in en
gebruik de luchtverdeelstanden J en
V niet.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
■ Koeling AC aan.
■ Luchtrecirculatiesysteem 4 aan.
■ Luchtverdeelschakelaar op M zet‐
ten.
■ Draaiknop voor temperatuur in
laagste stand zetten.
■ Ventilatorsnelheid op hoogste
stand zetten.
■ Alle luchtroosters openen.
85