9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Airbagsysteem 3 44, gordelspanners
3 40, airbag-deactivering 3 46.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet geladen. Motorkoeling wordt mo‐
gelijk onderbroken. De rembekrachti‐
ging weigert mogelijk dienst. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Instrumenten en bedieningsorganen
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor
Storing die schade aan de katalysator
kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐
middellijk de hulp van een werkplaats
inroepen.
Service-indicatie
A brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Kan oplichten in combinatie met een
ander controlelampje of een melding
op het bestuurdersinformatiecen‐
trum. Onmiddellijk de hulp van een
werkplaats inroepen.
Stoppen
C brandt rood.
Brandt in combinatie met p, I, W
of R: motor onmiddellijk afzetten en
de hulp van een werkplaats inroepen.
Remsysteem
R brandt rood.
Licht op als de handrem wordt gelost
en het remvloeistofpeil te laag is
3 122.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat het contact is ingescha‐
keld en de handrem is aangetrokken
3 103.
71