140
Verzorging van de auto
Het reservewiel zit achter onder de
vloer van de auto en kan worden be‐
vestigd met een veiligheidsbout die
alleen met het bijgeleverde gereed‐
schap kan worden losgedraaid.
9 Waarschuwing
Gezien het gewicht van het wiel
voorzichtig te werk gaan bij het
losmaken van de reservewielhou‐
der. De bout 1 niet verwijderen.
Het reservewiel op passende
wijze ondersteunen om te voorko‐
men dat wiel uit de houder kan val‐
len bij het losdraaien van de klem‐
bouten – risico van verwondingen!
Bij een maximaal beladen auto met
een lekke achterband moet de auto
mogelijk eerst opgekrikt worden om
bij het reservewiel te kunnen.
Om de reservewielhouder los te ma‐
ken bout 1 losdraaien, maar nog niet
verwijderen. Bout 2 daarna verwijde‐
ren, de houder naar links trekken zo‐
dat bout 1 vrijkomt en de houder om‐
laagbrengen.
Bij het monteren van het wiel contro‐
leren of de reservewielhouder goed
zit alvorens de bouten aan te halen.
Zomer- en winterbanden
Bij gebruik van winterbanden kan blij‐
ken dat er nog een zomerband om het
reservewiel ligt.
Als u een reservewiel met een zomer‐
band erom gebruikt, kan de bestuur‐
baarheid van de auto worden beïn‐
vloed, met name op gladde wegen.
Draairichtingsgebonden
banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐
len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
■ Rijeigenschappen worden mogelijk
nadelig beïnvloed. Defecte band zo
spoedig mogelijk laten vervangen
of repareren.
■ Niet sneller rijden dan 80 km/u.
■ Bij regen en sneeuw bijzonder
voorzichtig rijden.
Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.