A
Studioflitssystemen
Synchronisatie op het tweede gordijn kan niet worden gebruikt in
combinatie met studioflitssystemen, omdat het onmogelijk is de juiste
synchronisatie te verkrijgen.
A
Sluitertijd en diafragma
Sluitertijd en diafragma kunnen als volgt worden ingesteld wanneer een
optionele flitser wordt gebruikt:
Stand
Automatisch ingesteld door
P
1
(
/
200
Waarde geselecteerd door
S
1
(
/
Automatisch ingesteld door
A
1
(
/
200
Waarde geselecteerd door
M
1
(
/
sec.–30 sec., bulb, tijd)
200
1 In de flitsstanden synchronisatie met lange sluitertijd, synchronisatie op het
tweede gordijn met lange sluitertijd en synchronisatie met lange sluitertijd
met rode-ogenreductie wordt de sluitertijd mogelijk ingesteld op een tijd van
30 sec.
2 Wanneer 1/250 sec. (automatische FP) of 1/200 sec. (automatische FP) is
geselecteerd voor Persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid,
0 257), kunnen korte sluitertijden tot
flitsers die automatische snelle FP-synchronisatie ondersteunen.
3 Het flitsbereik wisselt afhankelijk van het diafragma en de ISO-gevoeligheid.
Raadpleeg de tabel met flitsbereiken meegeleverd met de optionele flitser bij
het instellen van het diafragma in de belichtingsstanden
A
Zie ook
Zie Persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 257) voor
informatie over het kiezen van een flitssynchronisatiesnelheid. Zie
Persoonlijke instelling e2 (Langste sluitertijd bij flits, 0 258) voor
informatie over het kiezen van de langste sluitertijd die beschikbaar is bij
gebruik van een flitser.
Sluitertijd
camera
1
1, 2
sec.–
/
sec.)
60
gebruiker
2
sec.–30 sec.)
200
camera
1
1, 2
sec.–
/
sec.)
60
gebruiker
Diafragma
Automatisch
ingesteld door
camera
Waarde
geselecteerd door
gebruiker
2
1
/
worden gebruikt met optionele
4000
A
Zie pagina
38
39
41
3
42
M
en
.
l
127