4
Bewerk de geselecteerde
Picture Control.
Zie pagina 103 voor meer
informatie. Druk op de O-knop
om wijzigingen ongedaan te
maken en opnieuw te beginnen
vanaf de standaardinstellingen. Druk op J wanneer de
instellingen zijn voltooid.
5
Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de
eigen Picture Control (C-1 tot en
met C-9) en druk op 2.
6
Geef de Picture
Control een naam.
Het dialoogvenster voor
tekstinvoer, zoals rechts
afgebeeld, wordt
weergegeven. Standaard
worden nieuwe Picture Controls benoemd door een tweecijferig
getal (automatisch toegewezen) aan de naam van de bestaande
Picture Control toe te voegen; ga verder naar stap 7 om de
standaardnaam te gebruiken. Houd de W (M)-knop ingedrukt en
druk op 4 of 2 om de cursor in het naamveld te verplaatsen.
Gebruik, om een nieuwe letter bij de huidige cursorpositie in te
voeren, de multi-selector om het gewenste teken in het
toetsenbordveld te markeren en druk op J. Druk op de O-knop
om het teken bij de huidige cursorpositie te verwijderen.
Namen van eigen Picture Controls kunnen maximaal negentien
tekens lang zijn. Alle tekens die na het negentiende teken worden
ingevoerd, worden gewist.
Toetsenbordveld
Naamveld
J
107