Belichtingscorrectie
(Alleen de standen P, S, A en M)
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde belichtingswaarde
gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder te maken. Deze functie werkt het beste
in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (0 105). Kies uit waarden
1
tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van
/
LW. Kies in
3
het algemeen een positieve waarde om het onderwerp lichter te maken of een negatieve
waarde om het onderwerp donkerder te maken.
–1 LW
Geen belichtingscorrectie
+1 LW
Druk op de E knop om een waarde voor belichtingscorrectie te
E knop
kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste
instelling in het bedieningspaneel of de zoeker wordt
weergegeven.
Hoofdinstelschijf
±0 LW (E knop
–0,3 LW
+2,0 LW
ingedrukt)
Z
Bij waarden anders dan ±0,0 knippert de 0 in het midden van de
belichtingsaanduidingen (alleen de standen P, S en A) en wordt er
een E pictogram in het bedieningspaneel en de zoeker
weergegeven, nadat u de E knop heeft ontspannen. Door de E
knop in te drukken kan de huidige waarde voor
belichtingscorrectie in de belichtingsaanduiding worden
bevestigd.
De normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie in te stellen op
±0. De belichtingscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
107