N
Scherpstelling
Deze sectie beschrijft de beschikbare scherpstelopties voor foto's die in de zoeker
worden gekadreerd. Scherpstelling kan automatisch (zie hieronder) of handmatig
worden aangepast (0 99). De gebruiker kan ook het scherpstelpunt voor automatisch of
handmatig scherpstellen (0 96) selecteren of scherpstellen met behulp van de
scherpstelvergrendeling om de compositie van een foto na het scherpstellen te wijzigen
(0 97).
Autofocus
Draai de selectieknop voor
scherpstelstand naar AF om autofocus te
gebruiken.
Autofocusstand
Kies uit de volgende autofocusstanden:
Stand
Automatische servo-AF: De camera selecteert automatisch enkelvoudige servo-autofocus voor
AF-A
niet bewegende onderwerpen en continu servo-autofocus voor bewegende onderwerpen.
Enkelvoudige servo-AF: Voor niet bewegende onderwerpen. De scherpstelling wordt
vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Bij de standaardinstellingen kan
AF-S
de sluiter alleen worden ontspannen wanneer de scherpstelaanduiding wordt weergegeven
(focusprioriteit; 0 208).
Continu servo-AF: Voor bewegende onderwerpen. De camera stelt continu scherp terwijl de
ontspanknop half wordt ingedrukt. Als het onderwerp beweegt, schakelt de camera
anticiperende scherpstelling (0 93) in om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp in te
AF-C
schatten en past, indien noodzakelijk, de scherpstelling aan. Bij de standaardinstellingen, kan
de sluiter worden ontspannen al dan niet met scherpgesteld onderwerp (ontspanprioriteit;
0 208).
Selectieknop voor
scherpstelstand
Beschrijving
N
91