Parameters [51]
1=Aantal alarmen
2=Uitschakel Limiet
3=Inschakel Limiet
Opmerking: Deze functie heeft alleen effect als Contact ID, SIA of MicroTech als
protocol is ingesteld.
Bevestig Tijd [51.49]
Met deze optie stelt u de maximale tijd in voor het genereren van een bevestigd alarm
tussen twee afzonderlijke zones met een maximum van 99 minuten, hetgeen gelijk is
aan de volledige ingeschakelde periode, met een standaardwaarde van 30 minuten.
Trigger Module [51.50]
Zorg dat er een triggermodule is aangesloten op het systeem voordat u deze optie inschakelt.
Schakel deze optie ook weer uit voordat u een triggermodule uit het systeem verwijdert.
Wanneer deze optie is ingeschakeld, worden de uitgangen 1001 en 1002 op het paneel
geconfigureerd als besturingsaansluiting voor de triggermodule en kunnen ze niet meer worden
gebruikt als uitgang. Uitgangen 1001 en 1002 worden verplaatst naar de triggermodule.
Gebruik Programmeer Uitgangen [53] om de functie van de triggeruitgangen 0001 tot
0008 te programmeren.
Bediendeel Toegang [51.54]
Met deze optie kunt u aangeven of het bediendeel het systeem kan uitschakelen. Er zijn twee
opties:
1=Altijd toegang
2=Behalve Inloop Behalve tijdens ingeschakelde ingangstijd. Dit zorgt ervoor dat
98
Het totaal aantal zoneactiveringen dat wordt geregistreerd in één
ingeschakelde periode. De te selecteren waarden zijn 0–10,
waarbij 0 onbeperkt is.
Het aantal activeringen per zone die worden geregistreerd in één
uitgeschakelde periode. De te selecteren waarden zijn 0–10,
waarbij 0 onbeperkt is. De standaardwaarde is 3. Deze parameter
vormt geen beperking voor brandalarmen.
Het aantal activeringen per zone die worden geregistreerd in één
ingeschakelde periode. De te selecteren waarden zijn 0–10,
waarbij 0 onbeperkt is. De standaardwaarde is 3. Deze parameter
vormt geen beperking voor brandalarmen.
Het systeem kan altijd door het bediendeel worden uitgeschakeld.
gebruikers het systeem uitschakelen via een keyfob of tag (draagbaar
apparaat).
Galaxy Flex - Installatiehandleiding