Galaxy Flex - Installatiehandleiding
3=Ontvanger Volgorde
4=Audio Ontvanger
Triggers [56.1.2.1.2]
Wanneer u de optie selecteert, wordt de eerste triggergebeurtenis weergegeven (zie Tabel 10
voor een lijst van beschikbare triggers). Dit zijn de gebeurtenissen en alarmmeldingen die
naar de alarmcentrale of de computer worden verzonden. Als de triggerstatus is ingesteld op
1=Ingeschakeld, zorgt de activering van een gebeurtenis ervoor dat de gebeurtenisgegevens
worden verzonden naar de ontvanger. De triggers zijn beschikbaar voor de PSTN-module,
de USB-module en de ethernetmodule.
U kunt triggergebeurtenissen als volgt in- of uitschakelen:
1.
Blader naar de trigger die u wilt in- of uitschakelen en druk vervolgens op
Voer de volgorde in waarin het paneel alarmen probeert
te melden aan ontvangersVoer het nummer van elke ontvanger
in de gewenste volgorde in. Elke ontvanger kan meerdere keren
worden ingevoerd.
Voorbeeld:
1123
Wanneer een alarm optreedt, probeert het paneel de gebeurtenis
te melden aan de ontvanger die in volgorde is ingesteld. Als die
poging mislukt, probeert het paneel de volgende ingestelde
ontvanger enzovoorts, totdat het lukt om het alarm te melden of
alle ontvangers in de volgorde zijn geprobeerd. In het gegeven
voorbeeld zal de centrale ontvanger 1 twee keer proberen en
daarna ontvanger 2 en dan ontvanger 3. Als geen van de
pogingen slaagt, wordt een communicatiefout weergegeven.
Gebruik deze ontvanger als het alarmbericht moet worden
gevolgd door audio-overdracht voor alarmverificatie. Dit
voorkomt dat normale ontvangers worden geblokkeerd door
langere telefoonoproepen van het meeluisterproces.
Triggergebeurtenis
01=Paniek
02=Inbraak
03=Security
04=Custom zones
05=Brand
06=Inschakel Fout
07= Overbrugd
08=Sabotage
09=Inschakeling
10=Reset
Tabel 10 Triggergebeurtenissen
Triggergebeurtenis
11=Modules/communicatie
12=230VAC fouten
13=Menu toegang
14=Storing
15=Geheugenzone
16=Toegang Geheugen
17=Zoneherstel
18=RF supervisie
19=Fout
Communicatie [56]
.
ent
147