Display Geheugen [22, gebruikersmenu 3] Galaxy Flex - Installatiehandleiding
Opmerking: Het aantal gebeurtenissen dat voor een willekeurige bron wordt
bijgehouden tijdens een in-/uitschakelperiode, wordt bestuurd door
de parameter Aantal Alarm [51.48].
Als de blokkenmodus is ingeschakeld (zie Opties [63]) en de gebruikerscode blokkenkeuze
heeft (zie Wijzig Codes [42]), worden de beschikbare blokken weergegeven voor selectie.
Druk op het cijfer van de blokken die u wilt weergeven. De N onder het geselecteerde blok
verandert in een knipperende J. Als alle vereiste blokken zijn geselecteerd, drukt u op
om het geheugen te openen. Alleen de gebeurtenissen in de geselecteerde blokken worden
weergegeven.
Als u het geheugen opent, wordt de meest recente gebeurtenis als eerste weergegeven.
Gebruik
of
om door de gebeurtenissen te bladeren. Houd een van de toetsen ingedrukt
A
B
als u snel door de gegevens wilt bladeren.
Het begin en het einde van het gebeurtenisgeheugen sluiten op elkaar aan. Het bericht BEGIN
of EINDE wordt kort weergegeven wanneer de volgende pagina wordt weergegeven.
De volgende informatie wordt weergegeven in het gebeurtenisgeheugen:
Tijdstip gebeurtenis.
Datum waarop de gebeurtenis plaatsvond.
Gebeurtenis - informatie over het type gebeurtenis dat heeft plaatsgevonden. Bepaalde
gebeurtenissen worden weergegeven met een + (dit geeft aan dat de gebeurtenis is gestart
of geactiveerd) of een – (dit geeft aan dat de gebeurtenis is beëindigd of uitgeschakeld).
Gebruiker - wisselende weergave van de naam en het nummer van de gebruiker die
de gebeurtenis heeft gestart. Als de gebeurtenis bijvoorbeeld is gekoppeld aan een
gebruikerscode, een alarmactivering of de sluiting van een laatste zone, wordt er geen
gebruikersinformatie weergegeven.
Druk op
om aanvullende informatie over bepaalde gebeurtenistypen in het geheugen
#
te bekijken:
Bij gebruikersgebeurtenissen worden het bediendeel, het gebruikerstype en de blokken
die betrekking hebben op de gebeurtenis, weergegeven.
Bij alarmgebeurtenissen wordt de zoneomschrijving weergegeven, indien
geprogrammeerd.
Bij RF-zones met looptest wordt de gemeten signaalsterkte van iedere RF-component
weergegeven.
REM CALL-gebeurtenissen geven de Remote Station-id weer van de Remote
Servicing-software die zorgde voor de verbinding met de centrale.
B = bediendeel
52
10:24 ZO 01 JAN
B10
L7
AB -lijn
bediendeeladres
gebruikerstype (gebruikersniveau)
ent