Onderhoud
Afbeelding 44
1. Veerringen
2. Moer
Sleufmoer van wielnaaf
Na elke 500 bedrijfsuren controleren.
De sleufmoer moet met 169,5 Nm (125 ft-lbs)
worden aangetrokken.
1.
Motor stoppen, parkeerrem in werking stellen,
sleutel uit de contactschakelaar verwijderen en
bougiekabel(s) van de bougie(s) af trekken.
2.
R-pen verwijderen.
3.
Sleufmoer aantrekken met 169,5 Nm (125 ft-lbs)
(Afb. 45).
4.
Controleer de afstand tussen de onderkant van de
sleuf in de moer en de binnenkant van het gat.
Twee schroefdraadgangen of minder moeten
zichtbaar zijn (Afb. 45).
5.
Als meer dan twee schroefdraadgangen zichtbaar
zijn, de moer verwijderen en een ring tussen naaf
en moer aanbrengen (Afb. 45).
6.
Sleufmoer aantrekken met 169,5 Nm (125 ft-lbs)
(Afb. 45).
7.
Moer aantrekken totdat de volgende reeks
sleuven op één lijn staan met het gat in de as
(Afb. 45).
8.
R-pen weer aanbrengen.
54
3
2
1
3. Stofkap
4
5
2
Afbeelding 45
1. Sleufmoer
2. Twee schroefdraadgangen
of minder zichtbaar
3. Gat in as met
schroefdraad
Maaier vlak stellen
1.
Maaier op een vlakke, horizontale ondergrond
parkeren. Motor stoppen, parkeerrem in werking
stellen, sleutel uit de contactschakelaar
verwijderen en bougiekabel(s) van de bougie(s)
af trekken.
2.
Controleer de spanning van alle vier (4) banden.
Indien nodig op spanning van 90 kPa (13 psi)
brengen.
3.
Zwenkwielen in bovenste gaten zetten, of geheel
verwijderen voor deze afstelling.
4.
Maaidek in transportpositie heffen (Afb. 46).
Twee grote maaidekhefveren ontspannen door
contramoer en voorste veermoer aan de
voorzijde van elke veer los te draaien, voor zo
ver mogelijk (Afb. 47).
5.
Plaats twee 35 mm (1–1/4") dikke blokken onder
de onderste rand links en rechts aan de
achterzijde van de maaier. Plaats één blok van
44 mm (3/8") dik onder de onderste rand in het
midden aan de voorzijde van de maaier. Niet
onder de beugels van de zwenkwielen. Laat de
maaier zakken tot maaihoogte 38 mm (1–1/2")
(Afb. 46).
1
3
4. Ring (indien nodig)
5. Sleuf