Maaihoogte instellen
De maaihoogte is instelbaar van 38 tot 114 mm
(1.5–4.5") in stappen van 6 mm (1/4") door de pen in
verschillende gaten te steken.
1.
Zet de maaihoogtehendel in transportstand
(tevens stand voor 114 mm (4–1/2") maaihoogte)
(Afb. 16).
2.
Om de maaihoogte in te stellen, verwijdert u de
R-pen en de pen uit de maaihoogtebeugel
(Afb. 16).
3.
Kies het juiste gat in de maaihoogtebeugel voor
de gewenste maaihoogte. Zet de hendel in de
transportstand en steek de pen in het gat
(Afb. 16).
4.
Borg de pen met de R-pen (Afb. 16).
Afbeelding 16
1. Maaihoogtehendel
2. Pen
1
2
3
3. R-pen
Zwenkwielen afstellen
Wanneer u de maaihoogte verandert, wordt
geadviseerd tevens de hoogte van de zwenkwielen af
te stellen.
1.
Aftakas uitschakelen en contactsleutel op "OFF"
draaien om de motor te stoppen. Rijbedienings-
hendels in neutraalstand vergrendelen en
parkeerrem in werking stellen. Sleutel uit
contactschakelaar verwijderen.
2.
Na instelling van de maaihoogte de moer en ring
verwijderen terwijl u de as met een sleutel
vasthoudt (Afb. 17).
NB.:
De wielmoer en ring niet verwijderen
(Afb. 17).
3.
Kies een gat, zodat het zwenkwiel op
overeenkomstige hoogte als de gewenste
maaihoogte komt te staan (Afb. 17).
4.
Asmoer en ring weer monteren (Afb. 17).
5.
Afstelling bij andere zwenkwielen herhalen.
4
3
2
Afbeelding 17
1. Zwenkwiel
2. As
3. Klemring
Gebruiksaanwijzing
1
5
4. Moer
5. Wielmoer en ring.
Niet verwijderen.
33