Gebruiksaanwijzing
Veiligheidssysteem testen
Test het veiligheidssysteem telkens voordat u de
machine gebruikt. Als het veiligheidssysteem niet
zoals hieronder beschreven functioneert, moet u het
direct door een geautoriseerde dealer laten repareren.
1.
Zittend op de stoel stelt u de parkeerrem in
werking en zet u de aftakas "AAN". Probeer de
motor te starten; de startmotor mag niet gaan
draaien.
2.
Zittend op de stoel stelt u de parkeerrem in
werking en zet u de aftakas "UIT". Beweeg één
rijbedieningshendel naar voren of naar achteren.
Probeer de motor te starten; de startmotor mag
niet gaan draaien.
3.
Zittend op de stoel stelt u de parkeerrem in
werking, u zet de aftakas "UIT" en vergrendelt
de rijbedieningshendels in neutraal. Start nu de
motor. Terwijl de motor loopt, lost u de
parkeerrem, zet u de aftakas aan en staat u iets
op uit de stoel. De motor moet nu stoppen.
4.
Zittend op de stoel stelt u de parkeerrem in
werking, u zet de aftakas "UIT" en vergrendelt
de rijbedieningshendels in neutraal. Start nu de
motor. Terwijl de motor loopt, zet u de
rijbedieningshendels in het midden en beweegt u
die voor- of achteruit. De motor moet stoppen.
5.
Zittend op de stoel lost u de parkeerrem, u zet de
aftakas "UIT" en vergrendelt de
rijbedieningshendels in neutraal. Probeer de
motor te starten. De motor mag niet starten.
30
Vooruit en achteruit rijden
Met het handgas regelt u het motortoerental,
uitgedrukt in omw/min (omwentelingen per minuut).
Zet het handgas in de stand "SNEL" voor de beste
resultaten bij het maaien. Gebruik de machine altijd
met vol gas.
MOGELIJK GEVAAR
De machine kan snel om zijn as gaan
draaien als één hendel te ver naar voren ten
opzichte van de andere wordt bewogen.
WAT ER KAN GEBEUREN
De bestuurder kan de controle over de
machine verliezen, hetgeen letsel of schade
aan de machine kan veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Wees voorzichtig bij het maken van
bochten.
Vaart minderen alvorens scherpe bochten
te maken.
Vooruit
1.
Los de parkeerrem, zie Parkeerrem lossen,
pagina 23.
2.
Beweeg de hendels in de ontgrendelde
middenpositie.
3.
Om vooruit te rijden, de rijbedieningshendels
langzaam naar voren duwen (Afb. 13).
NB.:
De motor stopt als de rijbedienings-
hendels worden bewogen terwijl de
parkeerrem in werking gesteld is.