Opnameweergave
5
Opnamesprong
Tijdens de weergave van enkele afbeeldingen, afbeeldingen met
opname-informatie, indexen of vergrote afbeeldingen kunt u (vooruit
of achteruit) naar een andere afbeelding springen.
Springbalk
Opnamesprongen maken bij de weergave van enkele afbeeldingen,
afbeeldingen met opname-informatie en vergrote afbeeldingen:
Druk op <ƒ> om tien afbeeldingen achteruit te springen of op <©> om
tien afbeeldingen vooruit te springen. Tijdens het springen in de vergrote
weergave blijven de vergrote positie en vergroting gehandhaafd.
Opnamesprongen maken in de indexweergave:
Druk op <ƒ> om negen afbeeldingen achteruit te springen of op
<©> om negen afbeeldingen vooruit te springen.
Een opnamesprong is ook mogelijk wanneer [wispreventie] of
[beeldomkeren] zijn ingesteld.
90
1
Stel de camera in voor
opnameweergave.
•
Geef een enkele afbeelding, een
afbeelding met opname-informatie, een
index of een vergrote afbeelding weer.
2
Stel de sprongweergave in.
•
Druk op de knop <5>.
De springbalk verschijnt onder in het
s
scherm.
3
Spring vooruit of achteruit.
•
Druk op de knoppen <µ>. Draai in
de vergrote weergave aan het
instelwiel <l>.
•
Als u de opnamesprong wilt
beëindigen, drukt u op de knop
<5>. De springbalk verdwijnt dan.