Opnamekwaliteit
Voor de instellingen van de opnamekwaliteit anders dan <h> wordt
de gangbare JPEG-indeling gebruikt. Opnamen die worden vastgelegd
in de formaat <h> moeten later worden bewerkt op een pc.
U kunt op het LCD-paneel zien welke instellingen u hebt geselecteerd.
Wanneer u bijvoorbeeld [Groot a] hebt geselecteerd, wordt op het
LCD-paneel <da> weergegeven.
Instellingen voor opnamekwaliteit
Groot
Voor afdrukken op A4-formaat (297 x 210 mm). Legt de opname
vast met een groot beeldformaat (ongeveer 6,30 megapixels).
Medium Voor afdrukken van A5- tot A4-formaat. Legt de opname vast
met een middelgroot beeldformaat (ongeveer 2,80 megapixels).
Klein
Voor afdrukken op A5-formaat (210 x 148 mm) of kleiner. Legt de
opname vast met een klein beeldformaat (ongeveer 1,60 megapixels).
RAW
Voor afdrukken op A4-formaat (297 x 210 mm) en groter.
Legt de opname vast met een groot beeldformaat (ongeveer
6,30 megapixels) zonder kwaliteitsverlies.
•
Bij dit formaat moet de afbeelding worden bewerkt op een pc. Hiervoor
is enige kennis vereist, maar de benodigde software is meegeleverd.
•
RAW-afbeeldingen kunnen niet direct vanaf de camera worden
afgedrukt.
•
De pictogrammen <a> (Klein) en <s> (Medium) staan voor de compressie
van de opname. Als u een betere opnamekwaliteit wilt, selecteert u <a> een
lage compressie. Als u ruimte wilt besparen zodat u meer opnamen kunt
vastleggen, selecteert u <s> een hogere compressie.
•
Bewerken is het aanpassen (van bijvoorbeeld de witbalans of het contrast)
van de RAW-gegevens van de afbeelding.
48
1
Selecteer [Kwaliteit].
•
Selecteer het tabblad <˙>.
•
Ga met de knoppen <å> naar
[Kwaliteit] en druk vervolgens op <p>.
2
Selecteer de opnamekwaliteit.
•
Ga met de knoppen <å> naar de
gewenste kwaliteitsinstelling en druk
vervolgens op <p>.