3. Controleer of aan de omgevingseisen van de MFP is voldaan. Zie Omgevingsspecificaties.
4. Vervang de printcartridge.
Lijnen met vegen
1. Controleer of de papiersoort en -kwaliteit voldoen aan de HP-specificaties. Zie
2. Controleer of aan de omgevingseisen van de MFP is voldaan. Zie Omgevingsspecificaties.
3. Draai de stapel papier in de lade om. Probeer het opnieuw nadat u het papier 180
4. Open het menu APPARAAT CONFIGUREREN op het bedieningspaneel. Open het
5. Open het menu APPARAAT CONFIGUREREN op het bedieningspaneel. In het
Onduidelijke afdruk
1. Controleer of papiersoort en -kwaliteit voldoen aan de HP-specificaties. Zie
2. Controleer of aan de omgevingseisen van de MFP is voldaan. Zie Omgevingsspecificaties.
3. Draai de stapel papier in de lade om. Probeer het opnieuw nadat u het papier 180
4. Gebruik geen papier dat al een keer door de MFP is gegaan.
5. Verlaag de tonerdichtheid. Open het menu APPARAAT CONFIGUREREN op het
6. Open het menu APPARAAT CONFIGUREREN op het bedieningspaneel. In het
250
Hoofdstuk 10 Problemen oplossen
Specificaties voor
afdrukmateriaal.
graden hebt gedraaid.
submenu AFDRUKKWALITEIT en wijzig de instelling TONERDICHTHEID. Zie
Afdrukkwaliteit,
submenu.
submenu AFDRUKKWALITEIT opent u OPTIMALISEREN en stelt u LIJN
DETAIL=AAN in.
voor
afdrukmateriaal.
graden hebt gedraaid.
bedieningspaneel. Open het submenu AFDRUKKWALITEIT en wijzig de instelling
TONERDICHTHEID. Zie
submenu AFDRUKKWALITEIT opent u OPTIMALISEREN en stelt u HOGE
OVERDRACHT=AAN in. Zie
Afdrukkwaliteit,
submenu.
Afdrukkwaliteit,
submenu.
Specificaties
NLWW