Inschakelen van de hulpcircuitfunctie
Startschakelaar in de stand RUN zetten.
Motor starten (blz. 96) en laten warmdraaien, totdat de bedrijf-
stemperatuur is bereikt.
Hendelvergrendeling deactiveren.
Schakelaar hulpcircuit (1) drukken.
De hulpcircuitfunctie is alleen beschikbaar als de hen-
delvergrendeling omlaag is. Staat de hendelvergren-
deling omhoog of wordt deze tijdens het hulpcircuitbe-
drijf omhoog getrokken, dan kan hulpcircuitbedrijf niet
worden gebruikt. Er verschijnt een melding (zie af-
beelding rechts).
- De hendelvergrendeling neerlaten en de scha-
kelaar hulpcircuit opnieuw indrukken.
Hulpcircuit 1
In de navolgende afbeelding zijn de aansluitingen van het hulpcircuit 1 en de wipschakelaar hulpcircuit 1 (3) weer-
gegeven.
De proportionele sturing maakt de traploze snelheids-
regeling van een aanbouwdeel mogelijk. Bijvoorbeeld:
Indien de wipschakelaar half naar links wordt bewo-
gen, beweegt het zich het aanbouwdeel met ongeveer
de halve snelheid.
Wipschakelaar extra circuit 1 richting ( ) bewegen. De olie
stroomt naar de aansluiting (1) op de rechterzijde van de arm.
Wipschakelaar extra circuit 1 richting ( ) bewegen. De olie
stroomt naar de aansluiting (2) op de linkerzijde van de arm.
124
1 1
KX060-05_073
2
1
2
W9272-8144-1
Bedrijf
1
3
05/2020