REPLACE
SCALE (Schaal/
centreren)
SCALEADD
SUB
SWAPCOL
SWAPROW
Tekenreeksopdr
achten
Programmeren
Syntaxis: REPLACE(naam, begin, object)
Hiermee wordt een deel van een matrix of vector
vervangen dat in naam is opgeslagen met een object dat
begint op de positie begin. Voor een matrix is begin een
lijst met twee getallen; voor een vector is dit één getal.
REPLACE werkt tevens met lijsten en afbeeldingen.
Syntaxis: SCALE(naam, waarde, rijnummer)
Hiermee vermenigvuldigt u het opgegeven rijnummer van
de gespecificeerde matrix met waarde.
Syntaxis: SCALEADD(naam, waarde, rij1, rij2)
Hiermee vermenigvuldigt u de opgegeven rij1 van de
matrix (naam) met waarde en voegt u vervolgens dit
resultaat toe aan de tweede opgegeven rij2 van de
matrix (naam).
Syntaxis: SUB(naam, begin, einde)
Hiermee wordt een subobject, een deel van een lijst,
matrix of afbeelding van object geëxtraheerd en
opgeslagen in naam. De variabelen begin en einde
worden elk opgegeven met behulp van een lijst met twee
getallen voor een matrix, één getal voor een vector of lijst
of een geordend paar (X,Y) voor een afbeelding:
SUB(M1{1,2},{2,2})
Syntaxis: SWAPCOL(naam, kolom1, kolom2)
Kolommen omwisselen. Hiermee verwisselt u kolom1 en
kolom2 van de opgegeven matrix (naam).
Syntaxis: SWAPROW(naam, rij1, rij2)
Rijen omwisselen. Hiermee wisselt u rij1 en rij2 om in de
opgegeven matrix (naam).
Een tekenreeks is een serie tekens tussen dubbele
aanhalingstekens (""). U kunt een dubbel
aanhalingsteken opnemen in een tekenreeks door twee
dubbele aanhalingstekens naast elkaar te gebruiken. Met
het teken \ wordt een "escape"-reeks gestart en het
daaropvolgende teken of de daaropvolgende tekens
worden op speciale wijze geïnterpreteerd. Met \n wordt
een nieuwe regel ingevoegd en met twee backslashes
wordt een enkele backslash ingevoegd. U kunt een
nieuwe regel opnemen in de tekenreeks door op
drukken. Op dat punt gaat de tekst verder op de
volgende regel (tekstomloop).
E
te
301