Bedrijf
Bediening van de hulpcircuits
Het hulpcircuit is voor het gebruik van hydraulische aanbouwdelen, zoals bijvoorbeeld een hydraulische hamer,
ontworpen. Het debiet kan vóór het gebruik van het hulpcircuit worden ingesteld, zie paragraaf Debiet instellen
(blz. 109).
De graafmachine kan met een enkel hulpcircuit (hulpcircuit 1) of gecombineerd met twee hulpcircuits (hulpcircuit
1 + 2) uitgerust zijn. Afhankelijk van de uitvoering zijn de bedieningsfuncties aan de bedieningshendels rechts en
links geplaatst.
Er mag alleen door KUBOTA goedgekeurde aanbouwapparatuur worden gebruikt. De aanbouwde-
STOP
len moeten volgens de eigen gebruiksaanwijzing worden gemonteerd en gebruikt.
bij het gebruiken van een hydraulische hamer of een ander hulpstuk voor afbraakwerkzaamheden,
waarbij het materiaal (bijv. asfalt) verwijderd wordt en ongecontroleerd kan wegspringen, moeten
STOP
verplicht de persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen worden (veiligheidsschoenen, veilig-
heidshelm, veiligheidsbril, gehoorbescherming en evt. stofmasker). Het gebruik van steenslagbe-
scherming (steenslagrooster) wordt aangeraden. Bij graafmachines met cabine moet bovendien de
voorruit worden gesloten.
De vermogensgegevens van de hulpcircuits bevinden zich in paragraaf "Technische gegevens"
(blz. 37).
Zorg ervoor, dat vóór de werkzaamheden aan de hulpcircuitaansluitingen de druk in het hydraulisch
systeem (blz. 114) en de hulpcircuitaansluitingen (blz. 114) afgebouwd is. De omschakelklep directe
STOP
retour moet afhankelijk van de bedrijfsinstelling in de overeenkomende stand geschakeld zijn
(blz. 113).
Indien geen aanbouwdeel is aangebracht, mag de drukschakelaar hulpcircuit niet worden bediend.
Indien het hulpcircuit voor langere tijd niet wordt gebruikt, kunnen zich op de aansluitingen van de
leidingen vuildeeltjes hebben verzameld. Voordat voorzetapparatuur wordt gemonteerd, moet eerst
ca. 0,1 l hydraulische olie op elke aansluiting worden afgetapt.
De afgetapte hydraulische olie moet worden opgevangen en overeenkomstig de geldende milieube-
schermingsbepalingen worden afgevoerd.
Inschakelen van de hulpcircuitfunctie
Startschakelaar in stand RUN zetten.
Motor starten (blz. 79) en laten warmdraaien, totdat de bedrijf-
stemperatuur is bereikt.
Hendelvergrendeling deactiveren.
Schakelaar hulpcircuit (1) drukken.
De hulpcircuitfunctie is ingeschakeld, de controlelampje Hulpcircuit
(2) knippert.
W9284-8144-3
01/2021
105