Onderhoud – reminstallatie
20.3
Dempingcilinder
De dempingscilinder moeten na het volgende interval worden gecontroleerd en gesmeerd:
•
Elke 200 bedrijfsuren
•
Uiterlijk jaarlijks
Dempingscilinder boven en onder
Afb. 151
•
Alle componenten op beschadiging, slijtage en dichtheid controleren.
•
De smeernippel (1) met smeervet overeenkomstig DIN 51818 van de NLGI-klasse 2, Li-
zeep met EP-toevoegingen smeren tot vers vet uit de lagerpunten uittreedt.
•
Controleren of de dempingscilinder en de toevoerleiding ontlucht zijn.
Dempingscilinder-bevestiging controleren
Afb. 152
•
De bevestiging (2) van de dempingscilinder op vast zitten en slijtage controleren.
214