10.2
Achterklep openen/sluiten
Afb. 76
Openen
•
Om de achterklep te openen het enkelwerkende besturingsapparaat (groen 1+) bedienen.
Wanneer in het terminal het symbool
Wanneer in het terminal het symbool
geopend.
Sluiten
•
Om de achterklep te sluiten het enkelwerkende besturingsapparaat (groen 1+) in de
zweefstand zetten.
Wanneer in het terminal het symbool
Wanneer in het terminal het symbool
gesloten.
10.3
Dissel heffen/neerlaten
Heffen
•
Om de achterklep omhoog te bewegen het dubbelwerkende besturingsapparaat (geel 2+)
bedienen.
Neerlaten
•
Om de achterklep neer te laten het dubbelwerkende besturingsapparaat (geel 2-) bedienen.
10.4
Stuuras blokkeren / loskoppelen
Blokkeren
•
Om de stuuras te blokkeren het enkelwerkende besturingsapparaat (geel 3) bedienen.
Losmaken
•
Om de stuuras los te maken het enkelwerkende besturingsapparaat (geel 3) in de
zweefstand zetten.
10.5
Liftas heffen/neerlaten
Heffen
•
Om de liftas omhoog te bewegen het enkelwerkende besturingsapparaat (geel 3) bedienen.
knippert, wordt de achterklep geopend.
permanent wordt weergegeven, is de achterklep
knippert, wordt de achterklep gesloten.
permanent wordt weergegeven, is de achterklep
Bediening
CC001046
107