Tabel 11 Omschrijvingen van de toetsen voor het bewerken van formules (vervolg)
Scherm
Toets
Omschrijving
Druk op +-x÷ om een rekenkundige bewerking in te
voeren.
Kies de bewerking en druk vervolgens op OK om uw
keuze te bevestigen.
Welke rekenkundige bewerkingen u kunt kiezen, hangt
af van de gedefinieerde formule.
Dit betekent dat functies zoals "( )" of "ln"/"log" etc.
alleen actief zijn wanneer een term tussen haakjes of de
berekening van een logaritme rekenkundig is toegestaan
in de gedefinieerde formule (dit geldt tevens voor de
rekenkundige basisbewerkingen).
De volgende rekenkundige bewerkingen zijn
+-x÷
beschikbaar:
•
+ (optellen)
•
– (aftrekken)
•
÷ (delen)
•
x (vermenigvuldigen)
•
^ (exponent)
•
Ln (natuurlijk logaritme)
•
Log (logaritme)
Druk op >=< om logische
uitdrukkingen/koppelingen/voorwaarden toe te voegen
aan de formule. De volgende functies zijn beschikbaar:
= (gelijk aan), < (kleiner dan), > (groter dan), <= (kleiner
of gelijk aan), >= (Groter of gelijk aan), IF, THEN, ELSE
Druk, nadat u de evaluatieformule C1 volledig hebt
>=<
ingevoerd, op OK om de invoer te bevestigen. Druk
opnieuw op OK om terug te keren in het venster
Formule.
Als de formule C1 is ingevoerd en bevestigd, kunnen de
parameternaam, boven- en ondergrenswaarden van het
meetbereik en weergave van resultaten (ja, nee) worden
ingevoerd.
De volgende kalibratieformule invoeren (C2 of Cn)
1. Selecteer C2: Uit en druk op Bewerken.
2. Selecteer opnieuw C2: Uit en druk op Bewerken. In het display
wordt nu C2: Aan weergegeven.
3. Selecteer de volgende regel C2 = om de formule te definiëren
en druk op Bewerken.
Uitgebreide bewerkingen
81