Standaardbewerkingen
5.2.2 Monster-ID
24
5. Het display geeft dan de gekozen gebruikers-ID weer.
6. Druk op OK. Het instrument geeft opnieuw het scherm
Instrument-setup weer en toont daarin de geselecteerde
gebruikers-ID.
7. De gekozen gebruikers-ID wordt geactiveerd.
Opmerking: Druk op Wissen om een gebruikers-ID te verwijderen uit de
lijst.
Opmerking: In plaats hiervan kunt u ook een gebruikers-ID invoeren of
wijzigen in de meetmodus. Druk in het resultatenscherm op
Opties>Meer>Instrument-setup, of, wanneer een gebruikers-ID al is
toegewezen, kies direct het pictogram voor de gebruikers-ID in het
resultatenscherm.
Met deze optie kunt u tot honderd identificatielabels voor monsters
(maximaal dertien tekens) invoeren in het instrument. Monster-ID's
kunnen worden gebruikt om de locatie of andere specifieke
informatie over het monster aan te geven.
1. Druk op ID monster het menu Instrument-setup.
2. Druk op Nieuw om een nieuwe monster-ID in te voeren.
3. Voer een nieuwe monster-ID in met het alfanumerieke
toetsenpaneel.
Opmerking: Wanneer een USB-barcodehandscanner (zie
9 op pagina
135) is aangesloten, kunnen monster-ID's ook worden
gescand.
4. Druk op OK om de invoer te bevestigen.
Hoofdstuk