Standaardbewerkingen
Programmapunt
Timer 1, Timer 2,
Timer 3, Timer 4
58
Tabel 6 Opties voor updates van programma's (vervolg)
Omschrijving
Met deze functie kunt u afkortingen en bepaalde tijden invoeren voor maximaal vier timers.
Selecteer de betreffende regel en druk vervolgens op Bewerken.
De timers worden in- of uitgeschakeld met de selectievakjes links in het display. In de volgende
kolom kunt u een keuze maken uit een lijst van namen die de bijbehorende werkstap beschrijven.
In de derde kolom voert u de tijden voor iedere actieve timer in.
De naam invoeren
Raadpleeg eerst de werkprocedure om te bepalen of dit punt moet
worden gewijzigd.
1. Selecteer de regel met de tekst Naam en druk vervolgens op
2. Druk op
De versie invoeren
1. Selecteer de regel met de tekst Versie en druk vervolgens op
2. Druk op OK om de invoer te bevestigen.
Het meetproces invoeren
Lees
over het invoeren van het meetproces.
Raadpleeg eerst de werkprocedure om te bepalen of dit punt moet
worden gewijzigd.
1. Selecteer de regel Meetproces in het gegevensoverzicht en
2. Druk op Bewerken, selecteer de te bewerken reeks en druk
3. Druk op Nieuw en voer met het numerieke toetsenpaneel het
Bewerken. Voer met het alfanumerieke toetsenpaneel de
naam in die is vermeld in de werkprocedure.
om de invoer te bevestigen.
OK
Bewerken. Voer met het alfanumerieke toetsenpaneel de
naam in die is vermeld in de werkprocedure.
hoofdstuk 6.1.2 op pagina 76
druk vervolgens op Bewerken.
vervolgens op Wissen.
proces in dat is vermeld in de werkprocedure.
voor gedetailleerde informatie