7.3 Vervangen van zekeringen
7.4 Onderhoud aan het ventilatorfilter
7.4.1 Het ventilatorfilter vervangen
GEVAAR
Bepaalde elektrische circuits van dit apparaat worden door
zekeringen tegen overstroom beveiligd. Teneinde een
permanente bescherming te bieden tegen brandgevaar, mogen
de zekeringen uitsluitend worden vervangen door exemplaren
van hetzelfde type en met dezelfde capaciteit.
GEVAAR
Doorgeslagen zekeringen duiden over het algemeen op een
probleem met het apparaat. Als de zekeringen blijven
doorslaan, moet er contact worden opgenomen met een
servicevertegenwoordiger over de wijze waarop het apparaat
voor reparatie kan worden teruggestuurd. Probeer de
uitrusting niet zelf te repareren.
1. Schakel het instrument uit.
2. Koppel het netspanningssnoer los.
3. Trek de plastic onderkant boven de houder voor het netsnoer
los.
4. Verwijder de kapotte zekering, zie
5. Plaats een nieuwe zekering (T 2 A H; 250 V)
6. Plaats de plastic onderkant weer terug.
7. Sluit de stroomvoorziening weer aan.
8. Zet het instrument aan.
Controleer het ventilatorfilter om de 3–6 maanden om te bepalen of
het ventilatorfilter moet worden vervangen (in een relatief stofvrije
omgeving kan dit interval langer zijn).
1. Verwijder alle kuvetten en de kuvettenadapter uit de
meetschacht.
2. Schakel het instrument uit.
3. Koppel het netspanningssnoer los.
4. Til het instrument op en controleer de kleur van het filtermatje.
Vervang het ventilatorfilter als dit donkergrijs of zwart is.
5. Draai het instrument voorzichtig om en plaats het op een zacht
oppervlak.
6. Gebruik een schroevendraaier (standaard of kruiskop) om het
filterrooster
(Afbeelding 9 op pagina
Onderhoud
Afbeelding 1 op pagina
14.
130, pos. 1) te openen.
129