Uitgebreide bewerkingen
6.1.1.4 Een gebruikersprogramma opslaan
6.1.1.5 Extra gebruikersparameters en -functies
74
De invoer van de basisgegevens is voltooid. Er wordt een overzicht
weergegeven van de variabele programmagegevens.
1. Om meer specificaties toe te voegen of te wijzigen selecteert u
de desbetreffende regel en drukt u op Bewerken.
Kies Opslaan om het gebruikersprogramma op te slaan.
2. Druk op het pictogram PC & Printer om de
programmagegevens naar een printer of naar een
USB-geheugenstick te verzenden (sluit eerst de
USB-geheugenstick op de USB-interface aan).
Opmerking: de testgegevens worden in de voorgeďnstalleerde
PrgData-map geformatteerd als een .csv- en .lst-bestand.
3. Om de programmagegevens van het ene aan het andere
instrument over te dragen, maakt u een nieuwe map op de
USB-geheugenstick met de naam dbhl en kopieert u de
.lst-bestanden naar deze map. (zie
pagina
110).
Behalve de eerder gedefinieerde basisgegevens, kunnen ook extra
parameters/functies worden gedefinieerd voor
gebruikersprogramma's:
•
boven- en ondergrenswaarden van het meetbereik
•
timerfuncties
•
chemische formules
Boven- en ondergrenswaarden van het meetbereik
U kunt een maximum- en minimummeetwaarde invoeren. Er wordt
een foutmelding weergegeven wanneer een meetwaarde hoger is
dan de maximumgrenswaarde of lager dan de
minimumgrenswaarde.
4. Selecteer de overeenkomstige regel in het overzicht van de
programmagegevens en druk op Bewerken.
5. Kies Aan en druk op de knop 0.000 om de grenswaarde van
het meetbereik in te voeren. Druk op OK om de invoer te
bevestigen.
hoofdstuk 6.8.2 op