De formule, concentratie-eenheden, naam en meetbereiken
invoeren.
Lees
hoofdstuk 6.1.2 op pagina 76
over het invoeren van de formule.
Raadpleeg eerst de werkprocedure om te bepalen of deze
informatie moet worden gewijzigd.
1. Selecteer de regel Formule in het gegevensoverzicht en druk
vervolgens op Bewerken.
Selecteer de formule, druk op Bewerken en voer met het
alfanumerieke toetsenpaneel de gegevens in die in de
werkprocedure zijn vermeld (voor C1=, C2=, eenheden, naam,
grenswaarden van meetbereik etc.).
De variabelen invoeren (factoren, golflengte en
conversiefactoren)
Lees
hoofdstuk 6.1.2 op pagina 76
over het invoeren van variabelen.
Raadpleeg eerst de werkprocedure om te bepalen of dit punt moet
worden gewijzigd.
1. Selecteer de regel Variabelen in het gegevensoverzicht en
druk vervolgens op Bewerken.
2. Selecteer de variabele, druk op Bewerken en voer met het
alfanumerieke toetsenpaneel de gegevens in die in de
werkprocedure zijn vermeld (voor F1, F2, Ι1, U1 etc.). Bevestig
de invoer telkens met OK.
Afkortingen van variabelen:
F1: Factor 1
F2: Factor 2
λ1: Golflengte 1
U1: Omrekenfactor 1 voor de eerste chemische formule
U2: Omrekenfactor 2 voor extra chemische formules etc.
Timer 1, Timer 2, Timer 3 en Timer 4:
De timers worden in- of uitgeschakeld met de selectievakjes links in
het display. In de volgende kolom kunt u een keuze maken uit een
lijst van namen die de betreffende werkstap beschrijven. In de
derde kolom voert u de tijden voor iedere actieve timer in.
Standaardbewerkingen
voor gedetailleerde informatie
voor gedetailleerde informatie
59