9. Druk op nulpunt om de instellingen te wijzigen van Uit in Aan.
De curve loopt nu door het nulpunt van de grafiek.
Opmerking: Dit kan een nadelig effect hebben op de
2
correlatiecoëfficiënt (r
10. Druk op Tabel om de tabel opnieuw weer te geven.
11. Als u de tabel hebt voltooid en het type curve hebt gekozen,
drukt u op Klaar wanneer de grafiek wordt weergegeven of op
Terug wanneer de tabel wordt weergegeven. Ga naar
hoofdstuk 6.1.1.4 op pagina
Kalibratie door de formule in te voeren
1. Druk op Formule invoeren en vervolgens op Volgende.
2. Druk op de formuletoets.
Een lijst met beschikbare formules (lineaire en 2e en 3e graads
vergelijkingen) wordt weergegeven. U kunt maximaal vier
coëfficiënten invoeren, afhankelijk van de gekozen formule.
Druk op de gewenste formule.
3. Afhankelijk van de gekozen formule worden de vereiste
coëfficiënten (a, b, c...) weergegeven. Druk op de
coëfficiënttoetsen en voer de overeenkomstige waarden in met
het alfanumerieke toetsenpaneel. Druk na iedere invoer op OK
om deze te bevestigen.
Opmerking: De coëfficiënten kunnen vijf cijfers bevatten en positief of
negatief zijn.
Uitgebreide bewerkingen
).
74.
73